ECLI:NL:OGEAA:2021:477
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schuldvordering tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde met betrekking tot verbruikleenovereenkomst
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd. De vordering betreft een schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van verbruikleen, afgesloten op 11 november 2016, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 15.210,57 ter leen ontving van Island Finance. De gedaagde verbond zich om een totaalbedrag van Afl. 28.313,40 in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Na een aantal betalingsachterstanden heeft Island Finance op 20 december 2018 een incassobrief gestuurd, waarin een openstaand bedrag van Afl. 17.847,17 werd vermeld, vermeerderd met rente en incassokosten.
De gedaagde heeft op 4 januari 2019 een schuldbekentenis ondertekend, maar heeft desondanks niet aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Island Finance heeft daarop conservatoir derdenbeslag gelegd op 6 maart 2020. In de procedure vorderde Island Finance, na vermindering van eis, betaling van Afl. 17.822,99, vermeerderd met een gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 juni 2017, tot een maximum van Afl. 12.657,-, en veroordeling van de gedaagde in de proceskosten.
De gedaagde heeft de overeenkomst en de hoofdsom niet betwist, maar voerde aan dat de overeengekomen rente in strijd is met de Arubaanse goede zeden. Het Gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat de rente, hoewel hoog, niet in strijd was met de wet. Het Gerecht heeft de vordering van Island Finance toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten, en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak vond plaats op 5 mei 2021.