ECLI:NL:OGEAA:2021:477

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 mei 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202000935
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldvordering tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde met betrekking tot verbruikleenovereenkomst

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die niet bij naam is genoemd. De vordering betreft een schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van verbruikleen, afgesloten op 11 november 2016, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 15.210,57 ter leen ontving van Island Finance. De gedaagde verbond zich om een totaalbedrag van Afl. 28.313,40 in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Na een aantal betalingsachterstanden heeft Island Finance op 20 december 2018 een incassobrief gestuurd, waarin een openstaand bedrag van Afl. 17.847,17 werd vermeld, vermeerderd met rente en incassokosten.

De gedaagde heeft op 4 januari 2019 een schuldbekentenis ondertekend, maar heeft desondanks niet aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Island Finance heeft daarop conservatoir derdenbeslag gelegd op 6 maart 2020. In de procedure vorderde Island Finance, na vermindering van eis, betaling van Afl. 17.822,99, vermeerderd met een gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 juni 2017, tot een maximum van Afl. 12.657,-, en veroordeling van de gedaagde in de proceskosten.

De gedaagde heeft de overeenkomst en de hoofdsom niet betwist, maar voerde aan dat de overeengekomen rente in strijd is met de Arubaanse goede zeden. Het Gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat de rente, hoewel hoog, niet in strijd was met de wet. Het Gerecht heeft de vordering van Island Finance toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten, en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak vond plaats op 5 mei 2021.

Uitspraak

Vonnis van 5 mei 2021
Behorend bij AUA202000935
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de akte ter vermindering van eis;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 11 november 2016 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 15.210,57 ter leen van Island Finance ontvangt en zij zich verbindt om een bedrag van Afl. 28.313,40 in 60 maandelijkse termijnen van Afl. 471,89 aan Island Finance terug te betalen.
2.2
Bij brief van 20 december 2018 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op [gedaagde] van Afl. 17.847,17, vermeerderd 27,25% rente per jaar sedert 30 juni 2017, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan haar in verbruikleen gegeven gelden.
2.3
Op 4 januari 2019 heeft [gedaagde] een schuldbekentenis ondertekend.
2.4
Op 6 maart 2020 heeft Island Finance onder de [naam coöperatieve vereniging] conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van [gedaagde].

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert na vermindering van eis – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 17.822,99, vermeerderd met gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 juni 2017 tot een maximum van Afl. 12.657,- en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen de beslagkosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Gedaagde] heeft de hiervoor onder 2.1 vermelde overeenkomst niet betwist. Zij heeft ook de verschuldigde hoofdsom niet betwist.
4.2
Ten aanzien van de overeengekomen rente begrijpt het Gerecht het door [gedaagde] gevoerde verweer aldus dat deze rente in strijd is met de Arubaanse goede zeden. Dit verweer faalt. Daartoe verwijst het Gerecht naar het vonnis van het Hof van 21 april 2020 (ECLI:NL:OGHACMB:2020:84) waarin het Hof heeft overwogen dat hij een APR van meer dan 27%, ook al is deze expliciet overeengekomen en zijn de daaruit voortvloeiende verplichtingen duidelijk omschreven, als nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW beschouwt. In het door [gedaagde] aangevoerde ziet het Gerecht geen grond voor een ander oordeel. Naar aanleiding van het in het hofvonnis onder 2.25 overwogene, heeft Island Finance een berekening gemaakt van de door [gedaagde] verschuldigde bedragen, uitgaande van een gematigde rente tot 27%. Op basis van deze berekeningen heeft Island Finance de eis gewijzigd. [Gedaagde] heeft deze berekeningen niet betwist. Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde hoofdsom, daarbij inbegrepen het bereikte maximum aan gematigde rente van 27%, op na te melden wijze wordt toegewezen.
4.3
De verschuldigdheid van de wettelijke rente is door [gedaagde] niet betwist en wordt toegewezen.
4.4 [
Gedaagde] dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, de beslagkosten hierbij inbegrepen, gevallen aan de zijde van Island Finance.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 17.822,99, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 juni 2017 tot een maximum van Afl. 12.657,- en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- (Afl. 450,- + Afl. 300,-) aan griffierecht, Afl. 879,50 (Afl. 220,05 + Afl. 259,25 + Afl. 208,05 + Afl. 192,15) aan explootkosten en Afl. 3.000,- (3 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 5 mei 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA202000935
Inhoudsindicatie: schuldvordering
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: