ECLI:NL:OGEAA:2021:479

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 mei 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202002059
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot vrijwaring in civiele procedure met betrekking tot schadevergoeding en fraude

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een incident tot vrijwaring in een civiele procedure. De eiseres, Romar Trading N.V., heeft de gedaagde aangesproken tot vergoeding van schade die volgens haar is veroorzaakt door fraude gepleegd door de gedaagde en een derde persoon, aangeduid als gedaagde in vrijwaring. De eiseres stelt dat de gedaagde niet betrokken was bij de fraude, die uitsluitend door de gedaagde in vrijwaring zou zijn gepleegd. De gedaagde heeft verzocht om deze derde persoon in vrijwaring op te roepen, zodat deze de gevolgen van een eventuele veroordeling zou moeten dragen.

De procedure begon met een verzoekschrift van de gedaagde, waarin hij zijn gronden uiteenzette voor de oproeping in vrijwaring. De rechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De gedaagde stelde dat hij niet aansprakelijk was voor de schade, omdat hij niet betrokken was bij de fraude. De rechter oordeelde dat voor toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring voldoende moet zijn dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling te dragen. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die een verplichting tot vrijwaring rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek tot oproeping in vrijwaring afgewezen en de gedaagde veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

Vonnis van 5 mei 2021
Behorend bij AUA202002059
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot vrijwaring in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ROMAR TRADING N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Romar,
eiseres in de hoofdzaak, gedaagde in het incident,
gemachtigde: de advocaat mr. Chr. Lejuez,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 26 augustus 2020;
- de incidentele conclusie van [gedaagde] d.d. 13 januari 2021;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] d.d. 13 januari 2021;
- de conclusie van antwoord in het incident van Romar d.d. 10 februari 2021.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.

2.HET VERZOEK

2.1 [
gedaagde] meent gronden te hebben om van [gedaagde in vrijwaring] (hierna: [gedaagde in vrijwaring]) vrijwaring te vorderen en verzoekt op voet van artikel 71 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering oproeping van deze persoon te bevelen.
2.2 [
gedaagde] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Romar spreekt [gedaagde] aan tot vergoeding van schade die [gedaagde] en [gedaagde in vrijwaring] volgens Romar gezamenlijk aan Romar hebben toegebracht door het plegen van fraude toen zij beiden als werknemer in dienst waren van Romar. [gedaagde] heeft de door Romar gestelde fraude echter niet gepleegd en hij is daarvoor dus ook niet aansprakelijk, aldus [gedaagde]. De fraude is gepleegd door [gedaagde in vrijwaring] alleen, die ook bekend heeft de fraude te hebben begaan en daarvoor ook een schuldbekentenis ten behoeve van Romar heeft getekend. Indien [gedaagde] desondanks toch wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade, dient [gedaagde in vrijwaring] de (eventuele) nadelige beslissing in de hoofdzaak te dragen.
2.3
Romar refereert zich aan het oordeel van het gerecht.

3.DE BEOORDELING

3.1.
Voor toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring is voldoende dat blijkt dat de waarborg krachtens zijn rechtsverhouding tot de gewaarborgde verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling van de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Tussen de vordering in de hoofdzaak en de vordering in vrijwaring hoeft geen rechtstreeks verband te bestaan. Evenmin is vereist dat de waarborg verplicht is om de gewaarborgde in de procedure bij te staan. Indien aan het vereiste voor het toestaan van oproeping in vrijwaring in beginsel is voldaan dient de rechter over te gaan tot een onderzoek van de belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering teneinde te kunnen beoordelen of de oproeping tot vrijwaring in de omstandigheden van het geval op haar plaats is en meer in het bijzonder of daarvan wellicht onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten is.
3.2 [
gedaagde] stelt dat [gedaagde in vrijwaring] verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak te dragen, omdat [gedaagde] niet betrokken was bij de door [gedaagde in vrijwaring] gepleegde fraude. Het gerecht begrijpt de stellingen van [gedaagde] aldus dat [gedaagde in vrijwaring] als de pleger van de onrechtmatige daad jegens Romar gehouden is om de schade te dragen en dat [gedaagde], in geval van een veroordeling tot betaling van een schadeloosstelling door hem aan Romar in verband met de door [gedaagde in vrijwaring] gepleegde fraude, uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking een vordering heeft op [gedaagde in vrijwaring]. Indien echter de stelling van [gedaagde] juist is dat hij op generlei wijze betrokken was bij het plegen van de fraude, en indien dat aldus in de hoofdzaak tussen partijen komt vast te staan, dan zal hij in de hoofdzaak niet tot het betalen van schadevergoeding aan Romar worden veroordeeld. In dat geval heeft hij dus ook geen regresvordering op [gedaagde in vrijwaring], zodat hetgeen hij aldus aan de vordering tot oproeping in vrijwaring ten grondslag legt, de toewijzing van die vordering niet kan dragen.
3.3
Belang bij toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring heeft [gedaagde] slechts voor het geval hij tot het betalen van een schadevergoeding aan Romar wegens de volgens Romar door hem gepleegde fraude wordt veroordeeld. Een dergelijke veroordeling in de hoofdzaak zal slechts worden uitgesproken indien tussen partijen in de hoofdzaak komt vast te staan dat [gedaagde] (mede) schuldig is aan het plegen van de fraude. In dat geval doet de door [gedaagde] gestelde grond die volgens hem een verplichting tot vrijwaring voor [gedaagde in vrijwaring] meebrengt (te weten: het niet betrokken zijn van [gedaagde] bij de fraude), zich niet voor. Door [gedaagde] zijn verder geen feiten en omstandigheden gesteld die tot het oordeel leiden dat er een rechtsverhouding bestaat tussen [gedaagde] en [gedaagde in vrijwaring] die voor laatstgenoemde een verplichting tot vrijwaring meebrengt indien [gedaagde] wegens betrokkenheid bij de fraude in de hoofdzaak wordt veroordeeld. Van [gedaagde] had mogen worden verwacht dat hij gemotiveerd had gesteld waarom hij in een dergelijk geval voor het gehele bedrag van de fraude een regresrecht heeft op [gedaagde in vrijwaring]. Dit klemt temeer, nu uit de stellingen van Romar in het inleidende verzoekschrift volgt (indien die stellingen komen vast te staan) dat [gedaagde in vrijwaring] reeds een aanzienlijk deel van het fraudebedrag aan Romar heeft terugbetaald.
3.4
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering om [gedaagde in vrijwaring] in vrijwaring te mogen oproepen, zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van Romar worden begroot op nihil.

4.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
in het incident:
4.1
wijst het verzoek af;
4.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Romar worden begroot op nihil;
in de hoofdzaak:
4.3
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 2 juni 2021 voor conclusie van repliek aan de zijde van Romar;
4.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.