In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap tussen eiser en gedaagde na de ontbinding van hun huwelijk. De uitspraak volgt op een tussenvonnis van 23 september 2020, waarin het gerecht al enkele voorlopige beslissingen had genomen. De procedure omvatte verschillende akten van beide partijen, waarin zij hun standpunten en bewijsstukken naar voren brachten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Malmberg, en de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaten mrs. I.R. Wever en A.M.N. Thijsen, hebben hun argumenten gepresenteerd met betrekking tot de verdeling van de gezamenlijke bezittingen, waaronder de voormalige echtelijke woning, bankrekeningen, en andere activa.
Het gerecht heeft in zijn vonnis op 25 augustus 2021 geoordeeld over de waarde van de activa en de verplichtingen van beide partijen. De voormalige echtelijke woning werd aan de eiser toegewezen, met de verplichting om een bedrag van Afl. 142.803,00 aan de gedaagde te betalen wegens overbedeling. Daarnaast werd de eenmanszaak aan de gedaagde toegewezen, met de verplichting voor haar om de bijbehorende schulden te dragen. De verdeling van andere activa, zoals voertuigen en inboedelgoederen, werd eveneens vastgesteld, waarbij de rechter de waarde van de activa en de verplichtingen zorgvuldig heeft afgewogen.
De uitspraak bevatte ook bepalingen over de verdeling van de nalatenschap van de vader van de gedaagde, waarbij het gerecht de waarde van de aandelen in de nalatenschap heeft vastgesteld. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.