ECLI:NL:OGEAA:2021:495

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AUA201902494
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot nalatenschappen en pensioenrechten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen die met elkaar gehuwd waren geweest. De echtscheiding was uitgesproken op 29 april 2019, en de beschikking was op 11 juli 2019 ingeschreven. De partijen waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en er waren verschillende activa en passiva die verdeeld moesten worden, waaronder een woning, bankrekeningen, twee auto’s, en pensioenrechten van de eiser. De eiser vorderde dat de verdeling van de gemeenschap zou worden vastgesteld op de door hem voorgestane wijze, terwijl de gedaagde ook een verdeling wenste, maar met andere overwegingen.

De rechter heeft vastgesteld dat de onderliggende activa, zoals de voormalige echtelijke woning, een bankrekening bij de Caribbean Mercantile Bank, en de auto’s, deel uitmaakten van de gemeenschap. De rechter oordeelde dat de woning verkocht moest worden aan een derde en dat de netto-opbrengst gelijkelijk verdeeld moest worden. Daarnaast werd het aandeel van de eiser in de nalatenschap van zijn vader aan hem toegewezen, met de verplichting om een bedrag aan de gedaagde te betalen wegens overbedeling. De pensioenrechten van de eiser werden ook aan hem toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde recht had op de helft van de uitkering die was opgebouwd tijdens het huwelijk.

De rechter concludeerde dat de schulden voor water en elektriciteit vanaf de datum van echtscheiding ten laste van de gedaagde kwamen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 25 augustus 2021, en de rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht waren, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 25 augustus 2021
Behorend bij AUA201902494
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 20 november 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 20 februari 2020;
- de akte uitlating d.d. 20 mei 2020 van [eiser];
- de antwoordakte d.d. 17 juni 2020 van [gedaagde].
1.2
Vonnis is vervolgens nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Bij beschikking d.d. 29 april 2019 van dit gerecht is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 11 juli 2019 ingeschreven in het daartoe bestemde register bij Censo.
2.2
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (hierna: de gemeenschap) behoort in ieder geval:
- het recht van erfpacht ten aanzien van het perceel [adres woning] met daarop de voormalige echtelijk woning (welk recht van erfpacht hierna zal worden aangeduid als: de woning);
- een bankrekening bij de Caribbean Mercantile Bank (hierna: CMB);
- een auto Suzuki Swift;
- een auto Toyota Yaris;
- pensioenrechten van [eiser];
- een aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn vader.
2.3
Partijen hadden op 11 juli 2019 in ieder geval een hypothecaire lening die als schuld op de gemeenschap verhaalbaar is.
2.4
De moeder van [eiser] is overleden op 2 januari 2010 met achterlating van een testament. In het testament is, onder I, bepaald:
“I. Ik bepaal, dat hetgeen krachtens erfrecht uit mijn nalatenschap wordt verkregen en hetgeen daarvoor door belegging of wederbelegging voor in de plaats mocht treden, alsmede de vruchten van een en ander, niet zal vallen in enige huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap (…).”
2.5
De vader van [eiser] is overleden op 27 november 2010. In diens testament heeft de vader als zijn enig erfgenaam benoemd de heer [naam broer], een broer van [eiser]. [Eiser] heeft (evenals zijn andere broer) aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie.
2.6
Op 2 januari 2020 heeft [naam medewerkster], medewerkster op een notariskantoor te Sint Maarten, het volgende bericht aan [eiser] alsmede aan diens adviseur [naam adviseur]:
“Uit de nalatenschap van zijn moeder ontvangt de heer [eiser] een bedrag van USD30,782.75.
Zijn legitieme portie in de nalatenschap van zijn vader is USD38,478.44. (…)”
2.7
Er heeft nog geen verdeling van de gemeenschap plaatsgevonden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de verdeling van de gemeenschap vaststelt op de door hem in het petitum van het verzoekschrift voorgestane wijze.
3.2 [
gedaagde] wenst eveneens dat de verdeling van de verdeling wordt vastgesteld, rekening houdend met hetgeen daaromtrent door haar naar voren is gebracht.
3.3
Het gerecht zal hierna, bij de beoordeling van het geschil, nader ingaan op de concrete standpunten van partijen.

4.DE BEOORDELING

De omvang van de boedel op 11 juli 2019
4.1
Partijen verschillen niet van mening dat de onder nummer 2.2 genoemde goederen deel uitmaken van de gemeenschap. [gedaagde] heeft gesteld dat tot de gemeenschap verder nog behoort een auto (model stationwagen), een aandeel van de man in de nalatenschap van zijn moeder en bankrekeningen te Sint Maarten. Tot de schulden die op de gemeenschap verhaalbaar zijn, behoren volgens [eiser] verder nog vervallen erfpachtscanon alsmede schulden wegens de levering van water, elektriciteit en telecommunicatiediensten.
- het aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn moeder
4.2 [
eiser] heeft bij akte uitlating een kopie van het testament van zijn moeder overgelegd en heeft erop gewezen dat in het testament (onder ‘I’) een uitsluitingsclausule is opgenomen, waardoor het aandeel in de nalatenschap van zijn moeder niet in de gemeenschap van goederen is gevallen en thans dus geen deel uitmaakt van de gemeenschap. Bij antwoordakte heeft [gedaagde] het bestaan van de uitsluitingsclausule erkend. Dat brengt mee dat het aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn moeder geen deel uitmaakt van de gemeenschap. Het gerecht hoeft ten aanzien van dit aandeel dus geen beslissing te nemen.
- de stationwagon
4.3 [
eiser] heeft erkend dat tot de gemeenschap van goederen ook behoorde een KIA Rio stationwagon uit 2002. Volgens [eiser] heeft hij de auto in de tweede helft van 2019 aan de (meerderjarige) zoon van partijen gegeven. [Gedaagde] heeft betwist dat de stationwagon aan de zoon is gegeven en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de zoon geen rijbewijs heeft en dus niet mag rijden.
4.4
Op grond van de uitlating van partijen staat vast dat op het moment dat de echtscheiding (in de eerste helft van 2019) werd uitgesproken de stationwagon nog behoorde tot de gemeenschap van goederen. [eiser] heeft in het licht van de betwisting door [gedaagde] zijn stelling dat de stationwagon aan de zoon is geschonken, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd, zodat de stelling dienaangaande zal worden gepasseerd. Het gerecht neemt om die reden als vaststaand aan dat ook de stationwagon behoort tot de gemeenschap.
- de bankrekeningen te Sint Maarten en de door [eiser] gestelde schulden
4.5
De stelling van [gedaagde] dat tot de gemeenschap ook een aantal bankrekeningen te Sint Maarten behoren, zal het gerecht hierna - bij de bespreking van de verdeling van de gemeenschap - beoordelen. Datzelfde geldt voor de door [eiser] gestelde schulden.
De verdeling van de boedel
- de voormalige echtelijke woning
4.6
Blijkens hetgeen partijen hieromtrent in hun aktes hebben gesteld, hebben zij er overeenstemming over bereikt dat de verdeling van de echtelijke woning zal geschieden door verkoop ervan aan een derde, waarna de opbrengst tussen partijen zal worden verdeeld. Partijen hebben het proces van verkoop in samenwerking met de FCCA (de hypotheekverstrekker) reeds in gang gezet. Gezien het tijdsverloop tussen de aktewisseling en het wijzen van dit vonnis, is het niet uitgesloten dat de woning reeds is verkocht. Het gerecht zal desalniettemin beslissen dat in het kader van de verdeling de woning onderhands aan een derde zal worden verkocht, waarna de netto-opbrengst tussen partijen moet worden verdeeld.
- de verdeling van de netto-opbrengst
4.7
De vrije marktwaarde van de woning is op 5 april 2019 getaxeerd op Afl. 298.000,00. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift was er nog een restant hypothecaire lening van Afl. 25.662,79. Partijen verschillen van mening op welke wijze de netto-opbrengst van de woning, na aflossing van het restant van de hypothecaire lening en de kosten van de verkoop, tussen hen moet worden verdeeld.
4.8 [
eiser] stelt in dit verband dat tijdens het huwelijk een bedrag van Afl. 178.926,31 op de hypothecaire lening is afgelost, maar dat deze aflossingen volledig door hem zijn gedragen. Vandaar dat hij bij de verdeling van de woning een regresvordering heeft op [gedaagde] ter hoogte van de helft van dit bedrag, zijnde Afl. 89.463,15. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op een gebruiksvergoeding, omdat [gedaagde] sedert april 2019 als enige gebruik maakt van de woning. Deze vergoeding moet volgens hem eveneens in de verdeling van de netto-opbrengst worden betrokken.
4.9 [
gedaagde] is van oordeel dat de netto-opbrengst bij helfte moet worden verdeeld en heeft de twee verrekenposten die [eiser] opvoert, betwist.
4.1
De stelling van [eiser] dat hij ter zake van tijdens het huwelijk gedane aflossingen op de hypotheekschuld een regresvordering heeft op [gedaagde] vindt geen steun in het recht. Partijen waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Dit brengt mee dat de gelden waarmee de aflossingen zijn gedaan onderdeel uitmaakten van de algehele gemeenschap van goederen en daarmee door partijen samen zijn gedragen. Partijen hebben dan ook ieder een gelijk aandeel in de gemeenschap, zodat zij een gelijk aandeel hebben in de netto-opbrengst van de woning.
4.11
Tijdens de comparitie heeft [eiser] verklaard dat hij sinds april 2019 de hypotheeklasten van Afl. 750,00 per maand (bestaande uit rente, aflossing en verzekering) niet meer heeft voldaan, omdat hem daartoe onvoldoende middelen resteerden na de maandelijkse betaling van de huur van zijn appartement en alimentatie aan [gedaagde]. Dat brengt mee dat deze maandelijkse termijnen door de verstrekker van de hypothecaire lening bij de restschuld zijn gevoegd en daarmee in mindering strekken op de netto-opbrengst die tussen partijen moet worden verdeeld. [gedaagde] zal daarmee dus de helft van de sedert 2019 vervallen verplichtingen uit de hypothecaire lening dragen. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat er bij de vaststelling van de partneralimentatie daarentegen rekening mee is gehouden dat [eiser] de lasten verbonden aan de hypothecaire lening zou voldoen, hetgeen geresulteerd heeft in een lagere alimentatie ten behoeve van [gedaagde]. Het gerecht ziet in deze omstandigheid, zoals door [gedaagde] is bepleit, aanleiding om geen gebruiksvergoeding ten laste van [gedaagde] vast te stellen welke in de verdeling van de netto-opbrengst zou moeten worden betrokken.
4.12
Tot slot heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] vanaf april 2019 (zijnde de maand vanaf welke [gedaagde] alleen de woning bewoont) de lasten ter zake van (i) water en electra, (ii) Setar (telefoon, kabel, internet etc.) en (iii) de erfpachtscanon moet voldoen. [gedaagde] heeft dit betwist, omdat deze lasten tot aan de peildatum gemeenschapsschulden zijn en omdat bovendien ook de broer van [eiser] tot april 2019 in de woning woonde.
4.13
Het gerecht volgt [gedaagde] in haar stelling dat genoemde lasten tot aan de ontbinding van het huwelijk gemeenschapsschulden zijn. Nu [eiser] niet heeft gesteld wat de hoogte is van die schulden, zal het gerecht omtrent de in 4.12 onder (i) en (ii) genoemde schulden geen beslissing nemen.
4.14
De zowel voorafgaand als na de ontbinding verschuldigd geworden canon die ter zake van de erfpacht (aan het Land) moet worden betaald, vormen een schuld die vanuit de gemeenschap voldaan moet worden. Voor de na de ontbinding van het huwelijk vervallen canon geldt immers dat deze rechtstreeks voortvloeit uit het recht van erfpacht dat deel uitmaakt van de gemeenschap. Dat betekent dat, voor zover de canon nog niet is betaald, deze vanuit de bruto-opbrengst van de woning moet worden voldaan. Indien één van de partijen deze lasten heeft voldaan, dan heeft die partij voor de helft van het aldus betaalde bedrag een regresvordering die uit de bruto-opbrengst van de woning moet worden voldaan.
4.15
Daarentegen zijn de kosten van water en elektra alsmede de kosten van Setar voor de levering van telecommunicatiediensten, kosten die voortvloeien uit het gebruik van de woning. Deze dienen vanaf de ontbinding van het huwelijk door [gedaagde] te worden gedragen, aangezien zij als bewoonster van de woning degene is geweest die baat heeft gehad bij die kosten.
4.16
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de netto-opbrengst van de woning (de verkoopopbrengst verminderd met (i) restschuld ter zake van de hypothecaire lening, (ii) de kosten op de verkoop en levering gevallen en (iii) met eventueel verschuldigde canon) tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld.
- de nalatenschap van de vader van [eiser]
4.17
In de e-mail van 2 januari 2020 heeft de medewerker van een notariskantoor te Sint Maarten verklaard dat het aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn vader US$ 38.478,44 bedraagt. Van de zijde van [gedaagde] is de juistheid van de opgave in deze e-mail niet betwist. Het gerecht neemt om die reden als vaststaand aan dat de waarde van het aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn vader kan worden begroot op genoemd bedrag. Dit bedrag valt, zoals van de zijde van [gedaagde] terecht is gesteld, in de gemeenschap.
4.18 [
gedaagde] heeft voorts gesteld dat er nog bankrekeningen zijn in Sint Maarten. Uit hetgeen omtrent deze bankrekeningen besproken is ter comparitie van partijen en uit hetgeen door [gedaagde] in haar akte (in de nummers 2 en 3) is gesteld, volgt dat dit bankrekeningen betreft die door de ouders van [eiser] in Sint-Maarten werden aangehouden. Nu van de zijde van [gedaagde] geen feiten en omstandigheden zijn gesteld die een andere gevolgtrekking rechtvaardigen, gaat het gerecht er vanuit dat het saldo van de bankrekeningen is betrokken bij de vaststelling van de waarde van het aandeel van [eiser] in de nalatenschappen van zijn ouders en dus niet meer afzonderlijk in de verdeling van de gemeenschap hoeven te worden betrokken.
4.19
Het gerecht zal het aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn vader toedelen aan [eiser] onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag van US$ 19.239,22 aan [gedaagde] te voldoen.
- het pensioen van [eiser]
4.2
Uit de door [eiser] genomen akte volgt dat hij thans een pensioen opbouwt bij het Pension Fund Tourism Sector Aruba (hierna: PFTSA). Of er in het verleden nog andere pensioenen zijn opgebouwd, is uit de stellingen van partijen niet duidelijk. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] gerechtigd is tot de helft van het door [eiser] tot aan het einde van het huwelijk opgebouwd pensioen. De door [eiser] tot aan het einde van het huwelijk opgebouwde pensioenrechten zullen aan hem worden toebedeeld, met dien verstande dat bij wijze van overbedeling bij het bereiken door [eiser] van de pensioengerechtigde leeftijd de pensioen-uitkerende instantie (PFTSA) dan wel instanties, maandelijks telkens de helft van dat deel van de uitkering dat is opgebouwd tot aan het einde van het huwelijk van partijen, rechtstreeks uitbetaalt aan [gedaagde].
- de auto’s
4.21
Tussen partijen bestaat er overeenstemming dat de Suzuki Swift aan [eiser] en de Toyota Yaris aan [gedaagde] kan worden toebedeeld, zonder dat er wegens overbedeling enige betaling hoeft plaats te vinden. Het gerecht zal hierna dienovereenkomstig beslissen.
4.22
Volgens [gedaagde] had de KIA Rio stationwagon op de peildatum een waarde van Afl. 8.000,00. [eiser] heeft tijdens de comparitie verklaard niet te weten wat de waarde van de stationwagon was op dat moment. Het gerecht begroot de waarde van de KIA Rio stationwagon op het moment van verdeling naar redelijkheid en billijkheid op Afl. 5.000,00. Het gerecht zal de KIA Rio stationwagon hierna toedelen aan [eiser] onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag van Afl. 2.500,00 aan [gedaagde] te voldoen.
- de bankrekening bij CMB
4.21 [
gedaagde] heeft niet expliciet betwist dat het saldo van de bankrekening bij CMB op de peildatum nihil was. Voor zover de stelling van [gedaagde] (cva, 6) dat [eiser] als meest gerede partij een overzicht van de bankafschriften moet overleggen, geen betrekking heeft op de bankrekeningen van de overleden ouders van [eiser] te Sint Maarten maar op bankrekeningen die partijen samen bij de CMB aanhielden, kan dit niet als een gemotiveerde betwisting worden gezien. Het gerecht neemt daarom als vaststaand aan dat het saldo van de bankrekening(en) bij CMB nihil was en hoeft omtrent de bankrekening(en) dan ook geen beslissing te nemen.
4.22
Het gerecht zal de kosten van de procedure compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verdeelt de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap als volgt:
- het recht van erfpacht ten aanzien van het perceel [adres woning] met daarop de voormalige echtelijk woning zal worden verkocht aan een derde, waarna de netto-opbrengst (met inachtneming van het bepaalde in nummer 4.16) bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
- deelt het aandeel van [eiser] in de nalatenschap van zijn vader toe aan [eiser] onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag van US$ 19.239,22 aan [gedaagde] te voldoen;
- deelt toe aan [eiser] de door hem tot aan het einde van het huwelijk opgebouwde pensioenrechten bij PFTSA en eventuele andere instanties en bepaalt dat, zodra [eiser] zijn pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en de pensioen-uitkerende instantie in verband daarmee overgaat tot uitkering aan [eiser] van diens pensioen, de pensioen-uitkerende instantie ten titel van overbedeling van [eiser] telkens de helft van dat deel van de uitkering dat is opgebouwd tijdens het huwelijk van partijen, rechtstreeks aan [gedaagde] dient uit te keren;
- deelt de Suzuki Swift toe aan [eiser] en de Toyota Yaris aan [gedaagde];
- deelt de KIA Rio stationwagon toe aan [eiser] onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag van Afl. 2.500,00 aan de vrouw te betalen;
5.2
verstaat dat de schulden ter zake van de leveringen van water en elektriciteit alsmede ter zake van de leveringen van diensten door Setar vanaf 11 juli 2019 ten laste van [gedaagde] komen;
5.3
compenseert de kosten van de procedure, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201902494
Inhoudsindicatie: Civiel, verdeling.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: