ECLI:NL:OGEAA:2021:503

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202102429
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing inbewaringstelling op basis van de Landsverordening toelating en uitzetting

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoekster. De inbewaringstelling was bevolen door de verweerder op 9 juli 2021 en werd op 15 juli 2021 van kracht. De rechter-commissaris heeft op 16 juli 2021 geoordeeld dat de vrijheidsontneming rechtmatig was. Op 18 augustus 2021 heeft de verzoekster een verzoekschrift ingediend, dat op 15 september 2021 ter zitting is behandeld. De verzoekster is in persoon verschenen via videoverbinding, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.F.M. Zara. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster en mr. C.L. Geerman van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Tijdens de behandeling is vastgesteld dat de inbewaringstelling op 18 september 2021 is opgeheven en dat de verzoekster op die datum is uitgezet. Hierdoor is het belang van de verzoekster bij het verzoek komen te ontvallen. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. Deze beschikking is gegeven in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 22 september 2021
VRZ nr. AUA202102429

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling van administratiefrechtelijke inbewaringstelling, op het verzoek ex artikel 16, lid 3 van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) van:

[Verzoekster],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara.

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 9 juli 2021 – dat op 15 juli 2021 van kracht is geworden – heeft verweerder de inbewaringstelling van verzoekster bevolen.
Op 16 juli 2021 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 18 augustus 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 september 2021. Verzoekster is in persoon verschenen (via videoverbinding), bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.J. Caster en mr.C.L. Geerman, beiden werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ).
De uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

Het wettelijk kader

1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
2. Verweerder heeft op 20 september 2021 te kennen gegeven dat de inbewaringstelling van verzoekster op 18 september 2021 is opgeheven en dat zij op die datum is uitgezet. Gelet hierop is het belang aan het verzoek komen te ontvallen.
3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, op 22 september 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.