Uitspraak
HET LAND ARUBA,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.H. Lejuez, een vordering ingediend tegen het Land Aruba en de Minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu van Aruba. Eiser vorderde goedkeuring voor een gedeelte van een zandweg dat langs zijn perceel loopt, en stelde dat de goedkeuring noodzakelijk was voor aansluiting op het water- en elektriciteitsnet. De Minister heeft echter niet gereageerd op eerdere verzoeken van eiser, wat aanleiding gaf tot de vordering.
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen tegen de Minister. Dit is gebaseerd op het principe dat in burgerrechtelijke procedures alleen natuurlijke personen en rechtspersonen als partij kunnen optreden. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten die door het Land ten behoeve van de Minister zijn gemaakt, welke op nihil zijn begroot.
Wat betreft de vordering tegen het Land, oordeelde het Gerecht dat de goedkeuring van de zandweg niet kon worden verleend, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden die door de Dienst Openbare Werken (DOW) waren gesteld. De DOW had aangegeven dat de aanleg van de zandweg geen inbreuk mocht maken op de eigendomsrechten van anderen. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat aan deze voorwaarden was voldaan, waardoor zijn vorderingen werden afgewezen. Het Gerecht concludeerde dat de vorderingen van eiser tegen het Land niet konden worden toegewezen, en dat hij in de kosten van de procedure moest worden veroordeeld.
De uitspraak werd gedaan op 20 oktober 2021 door mr. A.H.M. van de Leur, en het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.