ECLI:NL:OGEAA:2021:523

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
AUA201904402
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding van huurovereenkomst en vordering tot betaling door Aruba Bank

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert Aruba Bank N.V. betaling van een bedrag van Afl. 34.000,-- van de gedaagden, die in persoon procederen. De vordering is gebaseerd op een afkoopregeling die is overeengekomen na de opzegging van twee bankrekeningen door Aruba Bank. De gedaagden hebben een deel van de afkoopsom van Afl. 41.500,-- betaald, maar zijn in gebreke gebleven met de betaling van het resterende bedrag. Aruba Bank stelt dat de gedaagden hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen, ondanks herhaalde aanmaningen en een afbetalingsregeling. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat Aruba Bank tekort is geschoten in haar zorgplicht door hun verhypothekeerde woning in het openbaar te verkopen, terwijl er een mogelijkheid was dat een andere bank de hypothecaire schuld zou overnemen. Het Gerecht oordeelt dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen en dat de vordering van Aruba Bank toewijsbaar is. Het Gerecht wijst de vordering van Aruba Bank toe, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt de gedaagden in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 oktober 2021.

Uitspraak

Vonnis van 6 oktober 2021
Behorend bij A.R. no. AUA201904402
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Aruba Bank,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[gedaagde 1],
en
[gedaagde 2],
beiden te Aruba,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het inleidend verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is met welgemeende excuses voor alle vertraging nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Tussen Aruba Bank enerzijds en [gedaagden] anderzijds bestonden de volgende overeenkomsten:
-een leenrekening #1246310490 van 24 april 2017;
-een rekening courant #6001985.
2.3
Aruba Bank heeft voormelde overeenkomsten opgezegd.
2.4
Op 20 augustus 2018 is Aruba Bank akkoord gegaan met het voorstel van [gedaagden] om met betrekking tot voormelde door Aruba Bank opgezegde overeenkomsten/bankrekeningen in één keer een afkoopsom ad 41.500,-- te betalen aan de Aruba Bank. Van dat bedrag hebben [gedaagden] Afl. 7.500,-- betaald aan Aruba Bank.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Aruba Bank vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
a. om aan Aruba Bank te betalen Afl. 34.000,--, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 6,1% per jaar gerekend vanaf 14 november 2019 tot aan de algehele voldoening;
b. om aan Aruba Bank te betalen Afl. 1.500,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
c. in de proceskosten.
3.2 [
gedaagden] voeren verweer dat strekt tot afwijzing van het door Aruba Bank verzochte.
3.3
Voorzover van belang voor de uitkomst van deze procedure worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter zake van de hiervoor onder 2.3 vermelde opzeggingen van de onder 2.2 vermelde tussen partijen gesloten overeenkomsten heeft Aruba Bank gesteld dat de reden daartoe was gelegen in de omstandigheid dat [gedaagden] hun uit die overeenkomsten voortvloeiende betalingsverplichtingen jegens Aruba Bank ook na sommatie, aanmaning en afbetalingsregeling niet nakwamen en aldus sprake was van wanprestatie aan hun zijde. In het licht van die door [gedaagden] onbestreden stelling kan in het midden blijven welke bedragen [gedaagden] precies onbetaald hebben gelaten, omdat partijen ter zake daarvan nader zijn overeengekomen dat [gedaagden] hun schulden bij de Aruba Bank konden afkopen door betaling in één keer van een afkoopsom ad Afl. 41.500,-- van welk bedrag inmiddels Afl. 7.500,-- is betaald door [gedaagden].
4.2 [
gedaagden] stellen dat zij het niet eens zijn met het door Aruba in hoofdsom gevorderde bedrag, omdat Aruba Bank volgens hen tekort is geschoten in haar jegens [gedaagden] te betrachten zorgplicht door de aan hen toebehorende aan de Aruba Bank verhypothekeerde woning in het openbaar te verkopen terwijl de RBC Bank bereid was de hypothecaire schuld van [gedaagden] over te nemen en te consolideren. Omdat Aruba Bank aan die constructie haar medewerking weigerde te verlenen hebben [gedaagden] door toedoen/nalaten van Aruba Bank schade geleden omdat de woning ver beneden de executiewaarde is verkocht, aldus [gedaagden]. Die door Aruba Bank bestreden stellingen missen naar het oordeel van het Gerecht voldoende feitelijke grondslag en voldoende verificatoire onderbouwing, en worden daarom gepasseerd. Gesteld noch is gebleken met name wanneer precies en op welke door de Aruba Bank te beoordelen/te accepteren voorwaarden precies de RBC Bank de hypothecaire schuld van [gedaagden] bij de Aruba Bank zou overnemen. Dit één en ander klemt temeer omdat het op de weg van de [gedaagden] had gelegen om van de RBC afkomstige stukken in het geding te brengen waaruit de juistheid van hun stellingen kon blijken. Het nalaten daarvan komt en blijft voor rekening van [gedaagden]. Bij dit alles komt nog het volgende.
4.3
Blijkens de als productie 4 bij de conclusie van repliek overgelegde notariële akte van kwijting in verbinding met de als productie 3 bij die conclusie overgelegde hypotheekakte is de destijds aan [gedaagden] toebehorende woning gelegen in Aruba te [adres] op 30 november 2016 in het openbaar verkocht. In het licht daarvan staat vast dat [gedaagden] vrijwel twee jaar na die verkoop het aanbod doen aan Aruba Bank om hun (rest)schulden bij die bank af te kopen met een in één keer te betalen afkoopsom ad Afl. 41.500,--, welk aanbod Aruba Bank heeft aanvaard op 20 augustus 2018. Zonder nadere doch ontbrekende uitleg valt niet in te zien op grond waarvan [gedaagden] in verband met voormelde openbare verkoop van de woning hun veel later daarna gemaakte afspraak met Aruba Bank tot afkoop van hun schulden niet na hoeven te komen. Als [gedaagden] in verband met bedoelde openbare verkoop werkelijk een vordering hadden op Aruba Bank uit hoofde van wanprestatie of onrechtmatige daad hadden zij die vordering kunnen verrekenen met het door hen aan Aruba Bank verschuldigde bedragen uit hoofde van de hiervoor onder 2.2 vermelde overeenkomsten/rekeningen ter zake waarvan zij dus een afkoopregeling zijn overeengekomen met Aruba Bank.
4.4
Indien en voorzover het Gerecht uit de stellingen van [gedaagden] een beroep op verrekening moet begrijpen heeft te gelden dat dit beroep is gespeend van enige onderbouwing, terwijl in dat verband de gegrondheid van dat beroep niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen en daarom op de voet van artikel 6:136 BW niet aan toewijzing van het door Aruba Bank gevorderde in de weg kan staan.
4.5
De slotsom luidt dat vast komt te staan dat [gedaagden] uit hoofde van hun met Aruba Bank overeengekomen afkoopregeling nog Afl. 34.000,-- opeisbaar verschuldigd zijn aan Aruba Bank. De hiervoor onder a. omschreven vordering in hoofdsom van Aruba Bank zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met overeengekomen rente zoals onbestreden gevorderd. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld door [gedaagden] die een ander oordeel kunnen dragen.
4.6
De niet door [gedaagden] bestreden vordering van Aruba Bank ter zake van vergoeding van kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte zal worden toegewezen, nu is gebleken - en dat is te dezen van belang - dat Aruba Bank te dien aanzien meer werkzaamheden heeft verricht dat die waarin artikel 63a Rv voorziet. Het is niet onredelijk dat Aruba Bank die werkzaamheden heeft verricht, en het door haar daarvoor gevorderde bedrag aan vergoeding gaat het krachtens het Procesreglement te dezen toepasselijke forfaitaire bedrag niet te boven en is daarom ook redelijk.
4.7 [
gedaagde 1] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Aruba Bank, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 210,-- + 210,-- =) Afl. 1.170,-- aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk - des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt - om aan Aruba Bank te betalen Afl. 34.000,--, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 6,1% per jaar gerekend vanaf 14 november 2019 tot aan de algehele voldoening alsmede te vermeerderen met Afl. 1.500,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk - des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt - in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Aruba Bank, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.670,--;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 6 oktober 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA201904402
Inhoudsindicatie: Civiel, gesloten overeenkomsten.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: