ECLI:NL:OGEAA:2021:526

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
AUA201701821 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot afgifte van jaarrekeningen en aangiftes inkomstenbelasting in kort geding

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Trias Resort N.V. en een gedaagde persoon. De procedure betreft de afgifte van jaarrekeningen en aangiftes inkomstenbelasting. De zaak is gestart op 30 september 2020 en heeft geleid tot een comparitie van partijen op 16 november 2020, gevolgd door een voortzetting op 22 maart 2021. Tijdens deze zittingen zijn de partijen vertegenwoordigd door hun advocaten en hebben zij hun standpunten toegelicht.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 6 oktober 2021 geoordeeld dat de gedaagde partij, ondanks zijn beweringen over de beschikbaarheid van de jaarrekeningen, verplicht is om deze documenten aan Het Land Aruba te overhandigen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij niet in staat is om de jaarrekeningen van Trias vanaf 1991 te overleggen. Daarnaast is het Gerecht van mening dat de gedaagde ook verplicht is om afschriften van zijn aangiftes inkomstenbelasting over de periode 1998 tot en met 2018 te verstrekken aan Het Land.

De vordering van Het Land om dwangsommen te verbinden aan de bevelen is afgewezen, omdat het Gerecht van oordeel is dat Het Land zijn rechten heeft verwerkt door niet tijdig actie te ondernemen na eerdere sommatie. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de gedaagde partij, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de Belastingdienst is opgedragen om afschriften van de aangiftes aan de Directie Financiën van Aruba te verstrekken.

Uitspraak

Vonnis van 6 oktober 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA201701821
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Bemer,
tegen:
de naamloze vennootschap
TRIAS RESORT N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: Trias,
en
[gedaagde],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gedaagden,
gemachtigde voor beiden: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop tot 30 september 2020 van deze als kort geding aanhangig gemaakte procedure blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 16 november 2020. Het Land is toen ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde, samen met mevrouw drs. [ambtenaar 1] (ambtenaar in dienst van het Land werkzaam bij de Directie Financiën). Trias is verschenen bij haar gemachtigde en [gedaagde] is samen met zijn gemachtigde verschenen. Partijen hebben over een weer het woord gevoerd, de gemachtigde van Trias en [gedaagde] mede aan de hand van door hem ingezonden toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Voormelde op 16 november 2020 aangevangen comparitie van partijen is voortgezet op 22 maart 2021. Het Land is toen ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde, samen met [ambtenaar 1] voornoemd en met mevrouw [ambtenaar 2] (ambtenaar in dienst van het Land werkzaam bij de Belastingdienst). Trias is verschenen bij haar gemachtigde en [gedaagde] samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben andermaal over een weer het woord gevoerd, de gemachtigde van Trias en [gedaagde] mede aan de hand van door hem ingezonden toegelaten nadere producties, en hebben andermaal gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.4 van het tussenvonnis wordt het volgende verder overwogen. Het Gerecht is er niet van overtuigd dat [gedaagde] niet in staat is tenminste de jaarrekeningen van Trias vanaf 1991 aan het Land te overleggen, zijnde het jaar dat het Land eerstens werd veroordeeld tot betaling van een geldsom of geldsommen aan Trias en op grond daarvan daadwerkelijk tot betaling aan Trias is overgegaan. [gedaagde] stelt in dit verband dat de boekhouder van Trias, een zekere [boekhouder], alle stukken van Trias onder zich had, doch dat Trias die stukken na het overlijden op enig in het verre verleden gelegen moment van die [boekhouder] nooit meer terug heeft ontvangen. Dat niet door het Land bestreden betoog kan [gedaagde] niet baten, omdat gesteld noch is gebleken dat de nabestaande(n) van wijlen [boekhouder] niet beschikken of niet kunnen beschikken over stukken van Trias die [boekhouder] beroepsmatig onder zich had ten tijde van zijn overlijden. Het had in dit verband op de weg van [gedaagde] gelegen om een verklaring van één of meer van die nabestaande(n) in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij niet langer beschikken of niet langer kunnen beschikken over de boekhouding van Trias zoals die onder [boekhouder] was ten tijde van zijn overlijden. In het licht van dit alles ziet het Gerecht grond om de in het tussenvonnis onder 3.1 sub a. omschreven vordering van het Land in zoverre toe te wijzen als na te melden.
2.3
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.5 van het tussenvonnis wordt het volgende verder overwogen. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] niet over alle jaren in de periode 1998 tot en met 2018 aangifte ter zake van inkomstenbelasting heeft gedaan, en onduidelijk is gebleven over welke jaren precies hij die aangifte wel heeft gedaan. Het Land stelt in dat verband dat de Belastingdienst geen aangiftes inkomstenbelasting ouder dan 10 jaren onder zich heeft/houdt en dat die dienst geen afschriften van nog wel beschikbare aangiftes aan het Land (lees: de Directie Financiën) mag verstrekken. Het Gerecht zal in dit verband [gedaagde] als na te melden bevelen om van alle nog in zijn bezit zijnde aangiftes inkomstenbelasting vanuit de periode 1998 tot en met 2018 die nog niet door hem zijn overhandigd aan het Land alsnog een afschrift daarvan te verstrekken aan het Land. Nu de Belastingdienst geen partij is in deze zaak en daarom daartoe niet kan worden bevolen zal het Gerecht verstaan dat de Belastingdienst afschriften zal verstrekken aan de Directie Financiën (meer in het bijzonder aan [ambtenaar] voornoemd) van alle aangiftes inkomstenbelasting van [gedaagde] in de periode 1998 - 2018 en ook van na die periode indien en voorzover die dienst die aangiftes nog onder zich heeft.
2.4
Ter zake van de vordering van het Land om aan het aan [gedaagde] te geven bevelen dwangsommen te verbinden en/of het aan het Land verlof te verlenen die bevelen ten uitvoer te doen leggen door middel van lijfsdwang wordt het volgende overwogen. Die vordering zal worden afgewezen, omdat het op de weg van het Land had gelegen om reeds kort na 14 december 2009, toen bleek dat dat Trias en [gedaagde] de in het tussenvonnis onder 2.3 vermelde sommatie tot terugbetaling van het aan het Land verschuldigde uiterlijk op die datum niet opvolgden, zijn rechten dienaangaande zoveel als mogelijk veilig te stellen, onder meer door de Belastingdienst te bewegen, desnoods in rechte, tot afgifte aan de Directie Financiën van afschriften van bedoelde aangiftes inkomstenbelasting van [gedaagde] alsmede beslag te leggen op de gehele boekhouding van Trias. Het nalaten daarvan komt en blijft voor rekening en risico van het Land en brengt met zich dat het Gerecht in dat licht geen aanleiding ziet om thans, ten opzichte van kort na 14 december 2009 vele jaren nadien dus (het verzoekschrift van het Land dateert immers van 7 april 2017), [gedaagde] nog te confronteren met de door het Land beoogde dwangmiddelen. Wat dat betreft heeft het Land door verloop van teveel tijd zijn rechten verwerkt, althans is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat het Land zich te dezen beroept op het bepaalde in artikel 611a Rv en/of artikel 585 Rv.
2.5 [
gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land. Met inachtneming van rechtsoverweging 4.1.3 van het tussenvonnis worden die kosten tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 466,30 aan verschotten (de helft van het griffiegeld ad
Afl. 450,-- en de kosten van oproeping van [gedaagde] ad Afl. 241,30) en Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punt; tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-beveelt [gedaagde] tot afgifte aan het Land binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis van afschriften van de jaarrekeningen van Trias vanaf 1991;
-beveelt [gedaagde] tot afgifte aan het Land binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis van afschriften van alle nog in zijn bezit zijnde aangiftes inkomstenbelasting vanuit de periode 1998 tot en met 2018 die nog niet door [gedaagde] zijn verstrekt aan het Land;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure met betrekking tot [gedaagde] gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 466,30 aan verschotten en Afl. 4.375,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-veroordeelt Trias in de kosten van deze procedure met betrekking tot Trias gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 466,30 aan verschotten en Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door het Land verzochte;
-verstaat dat de Belastingdienst van Aruba afschriften zal verstrekken aan de Directie Financiën van Aruba (meer in het bijzonder aan de aldaar werkzame drs. [ambtenaar 1]) van alle aangiftes inkomstenbelasting van [gedaagde] die zien op de jaren 1998 tot en met heden indien en voorzover die dienst die aangiftes nog onder zich heeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 6 oktober 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA201701821 KG
Inhoudsindicatie: KG, afgifte jaarrekeningen.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: