ECLI:NL:OGEAA:2021:533

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
AUA202102518, AUA202102519, AUA202102520 en AUA202102522
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in asielzaken van Afghaanse nationaliteit

In deze zaak hebben vier verzoekers van Afghaanse nationaliteit een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De verzoekers waren eerder geconfronteerd met afwijzende beschikkingen van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie met betrekking tot hun asielverzoeken. Na het indienen van bezwaar tegen deze afwijzingen, hebben de verzoekers beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. In eerdere uitspraken heeft het gerecht bepaald dat de Minister binnen een bepaalde termijn een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaar van de verzoekers.

De verzoekers hebben hun verzoeken ingediend met de stelling dat de uitvoering van de afwijzende beschikkingen hen onevenredig nadeel zou toebrengen, vooral gezien de recente ontwikkelingen in Afghanistan. Tijdens de zitting heeft de Minister aangegeven dat hij de bezwaren gegrond achtte en bereid was om vergunningen tot verblijf te verlenen aan de verzoekers, mits zij de benodigde documenten aanleveren. De verzoekers hebben echter aangegeven dat zij niet in bewaring zijn gesteld en dat zij de uiteindelijke beslissing op hun asielverzoeken in vrijheid willen afwachten.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van voorlopige voorzieningen rechtvaardigt, aangezien de Minister niet voornemens is om de verzoekers naar Afghanistan uit te zetten. De rechter heeft het verzoek afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 29 september 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 29 september 2021
AUA202102518 LAR, AUA202102519 LAR, AUA202102520 LAR, AUA202102522 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de verzoeken in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1. [Verzoeker sub 1];

2. [Verzoeker sub 2];

3. [Verzoeker sub 3];

4. [Verzoeker sub 4];

allen van Afghaanse nationaliteit,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij onderscheiden beschikkingen van 19 en 23 maart 2020 heeft verweerder de asielverzoeken van verzoekers afgewezen.
Bij onderscheiden brieven van 25 maart 2020 hebben verzoekers daartegen bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben verzoekers beroep ingesteld bij dit gerecht. Bij uitspraak van 16 november 2020 (LAR AUA2020001568) heeft het gerecht onder meer het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekers.
Op 31 maart 2021 hebben verzoekers een verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend. Bij uitspraak van 23 augustus 2021 (Lar nr. AUA202100874) heeft het gerecht onder oplegging van een dwangsom bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekers.
Op 27 augustus 2021 hebben verzoekers bij dit gerecht verzoekschriften als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Op 14 september 2021 hebben verzoekers nadere stukken ingediend.
De verzoeken zijn gevoegd en ter zitting behandeld op 15 september 2021. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde (via videoverbinding) voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2. De verzoeken strekken ertoe de afwijzende beschikkingen te schorsen en verzoekers toe te staan de uiteindelijke beslissing op hun asielverzoeken in vrijheid af te wachten.
Ter zitting hebben verzoekers te kennen gegeven dat zij niet in bewaring zijn gesteld en hebben de verzoeken aldus toegelicht dat daarmee beoogd wordt – gelet op de recente ontwikkelingen aldaar – uitzetting naar Afghanistan te voorkomen.
3. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven dat hij mede naar aanleiding van de recente ontwikkelingen in Afghanistan besloten heeft de bezwaren gegrond te verklaren en aan verzoekers op grond van de aan de beschikkingen van 19 en 23 maart 2020 ten grondslag liggende aanvragen alsnog vergunningen tot verblijf te verlenen. Verweerder heeft deze beslissing reeds eerder te kennen gegeven en toegelicht aan verzoekers. Om de besluitvorming te kunnen formaliseren en de vergunningen af te geven, is de medewerking van verzoekers vereist. Zo is verweerder onder meer nog in afwachting van pasfoto’s van verzoekers die aan de daaraan te stellen vereisten voldoen. Verweerder is dan ook uitdrukkelijk niet voornemens om verzoekers naar Afghanistan uit te zetten, aldus nog altijd verweerder ter zitting.
Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat de door verzoekers gestelde belangen zodanig spoedeisend zijn, dat de door verweerder te geven beschikkingen op bezwaar niet kunnen worden afgewacht.
3. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van voorlopige voorzieningen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
in de zaken AUA202102518 LAR, AUA202102519 LAR, AUA202102520 LAR en AUA202102522 LAR
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.