ECLI:NL:OGEAA:2021:536

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
AUA20200297
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de eigenaar van een motorvoertuig bij verkeersongeval zonder geldig rijbewijs

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Boogaard Assurantiën N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die als eigenaar van een motorvoertuig wordt aangesproken voor schade veroorzaakt door haar broer, die het voertuig bestuurde zonder geldig rijbewijs. Het ongeval vond plaats op 9 mei 2018, waarbij de bestuurder van het voertuig van de gedaagde betrokken was in een aanrijding met een ander voertuig. Boogaard heeft als verzekeraar schadevergoeding betaald aan de benadeelde partij en vordert nu terugbetaling van de gedaagde, die stelt dat zij niet aansprakelijk is omdat haar broer de schade heeft veroorzaakt.

De procedure omvatte verschillende schriftelijke stukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De gedaagde voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor de gedragingen van haar broer, maar het Gerecht oordeelde dat zij als eigenaar van het voertuig aansprakelijk is op basis van de Landsverordening Wegverkeer. Het beroep op overmacht werd verworpen, omdat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd dat haar broer zonder haar toestemming het voertuig had bestuurd.

Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade en heeft haar veroordeeld tot betaling van Afl. 10.904,23, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Boogaard. De uitspraak werd gedaan op 13 oktober 2021 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 13 oktober 2021
Behorend bij A.R. nr. AUA202000297
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba, te [Adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 januari 2020;
- de conclusie van antwoord, ingediend op 27 mei 2020;
- de conclusie van repliek, tevens inhoudende akte vermindering van eis, met producties, ingediend op 23 juni 2020;
- de conclusie van dupliek, ingediend op 30 september 2020.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 9 mei 2018 heeft [naam bestuurder] (hierna: [bestuurder]) als bestuurder van het motorvoertuig met het kentekennummer [kentekennummer] (hierna: het motorvoertuig), dat in eigendom toebehoort aan [gedaagde], een verkeersongeval veroorzaakt met het motorvoertuig met het kentekennummer [kentekennummer] van [naam bestuurder benadeelde partij] (hierna: [bestuurder benadeelde partij]).
2.2 [
Bestuurder] is de broer van [gedaagde].
2.3
Boogaard heeft ten gevolge van het verkeersongeval een totaalbedrag van Afl.12.238,23 (schade en
time loss) aan [bestuurder benadeelde partij] uitgekeerd en een bedrag van Afl. 166,- aan expertisekosten betaald.
2.4 [
Bestuurder] was ten tijde van het ongeval niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
2.5
Ten tijde van het ongeval was het motorvoertuig van [gedaagde] verzekerd bij Fatum General Insurance Aruba N.V. (hierna: Fatum). Het betreft een zogenaamde WA-verzekering (hierna: de WA-verzekering). In de verzekeringsvoorwaarden van Fatum staat, voor zover van belang:
“1
2. Uitsluitingen
Niet gedekt is de aansprakelijkheid:
(…)
k. voor schade veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig de rijbevoegdheid is ontzegd of geen houder is van een in het verzekeringsgebied geldig rijbewijs voor de categorie waartoe het motorrijtuig behoort of heeft verzuimd het rijbewijs te laten verlengen en het bewijs langer dan 6 maanden is verlopen. (…)” .
2.6
Bij brieven van 27 juli en 9 oktober 2018, 25 september 2019 heeft Boogaard [gedaagde] gesommeerd de openstaande schuld van Afl. 12.554,23, vermeerderd met kosten, binnen 14 dagen te voldoen.
2.7
Bij brief van 2 juli 2018 verklaart Fatum dat Boogaard op basis van een volmachtovereenkomst met Fatum bevoegd is om op eigen naam en voor eigen rekening en risico schadeclaims van Fatum af te handelen en ter zake te procederen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Boogaard vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en na vermindering van eis, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van Afl. 10.904,23, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018, alsmede tot betaling van Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.
3.2 [
Gedaagde] voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Artikel 19 lid 1 van de Landsverordening Wegverkeer bepaalt dat indien door een botsing met een voertuig waarmee op een weg wordt gereden, schade wordt toegebracht aan niet door dat voertuig vervoerde personen of goederen, de eigenaar of, indien er een houder is, de houder van het voertuig verplicht is om die schade te vergoeden.
4.2
Tussen partijen staat vast dat het verkeersongeval is veroorzaakt door een verkeersfout van [bestuurder]. Omdat [bestuurder] ten tijde van het ongeval niet in het bezit was van een rijbewijs, was op grond van artikel 12 sub k van de verzekeringsvoorwaarden dekking onder de WA-verzekering uitgesloten (zie nummer 2.5).
4.3
Artikel 10 lid 2 van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: de Lam) bepaalt dat de verzekeraar die ingevolge deze Landsverordening de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, ofschoon de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten overeenkomst was gedekt, voor het bedrag der schadevergoeding verhaal op de aansprakelijke persoon.
4.4 [
Gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat niet zij, maar haar broer, aansprakelijk is voor de schade, omdat haar broer het verkeersongeval heeft veroorzaakt. [Gedaagde] stelt dat zij niet betrokken was bij het verkeersongeval. [Gedaagde] verzoekt (naar het Gerecht begrijpt) om de veroordelingen in dit vonnis op naam van haar broer te zetten. Dit verweer van [gedaagde] wordt verworpen. Indien [gedaagde] van mening is dat haar broer aansprakelijk is voor de schade en niet zij, dan had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [bestuurder] bij incidentele vordering in vrijwaring te doen oproepen. Dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico.
4.5
Verder heeft [gedaagde] (naar het Gerecht begrijpt) een beroep gedaan op overmacht in de zin van artikel 19 lid 5 van de Landsverordening wegverkeer, omdat [bestuurder] de auto bestuurde, zonder dat [gedaagde] daar toestemming voor had gegeven.
4.6
Ingevolge artikel 19, lid 3, van de Landsverordening wegverkeer is de eigenaar of, indien er een houder is, de houder van een voertuig aansprakelijk voor de gedragingen van degene die hij met het voertuig laat rijden. Ingevolge artikel 19, lid 5, kan de rechter het bedrag der schadevergoeding beperken, wanneer aannemelijk is, dat het ongeval is te wijten aan overmacht, daaronder begrepen schuld van iemand voor wie de eigenaar of de houder niet aansprakelijk is. Gegeven deze bepalingen, in samenhang bezien, is het ongeval te wijten aan overmacht, indien [gedaagde] [bestuurder] niet met de auto heeft laten rijden, in de zin van artikel 19, lid 3, van de Landsverordening wegverkeer. Volgens vaste rechtspraak is van laten rijden niet alleen sprake als de eigenaar of houder er uitdrukkelijk of stilzwijgend mee instemt, maar ook als hij door zijn zorgeloosheid de ander de gelegenheid tot rijden heeft verschaft. In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] gesteld dat [bestuurder], die naar het gerecht begrijpt bij [gedaagde] logeerde, de sleutels heeft weggenomen toen zij in bad zat. Daarmee is het aan eigen zorgeloosheid van [gedaagde] te wijten dat [bestuurder] gelegenheid heeft verkregen om met de auto van [gedaagde] weg te rijden. Bovendien blijkt uit het verslag van Forensys, zoals Boogaard terecht stelt, dat [bestuurder] zelf verklaard heeft dat hij toestemming had van [gedaagde] om het motorrijtuig te besturen. In het licht van die opmerking van [bestuurder] heeft [gedaagde] met de enkele stelling dat [bestuurder] zonder haar medeweten het motorvoertuig heeft bestuurd, het beroep op overmacht onvoldoende toegelicht.
4.7
Op grond van artikel 19 lid 1 van de Landsverordening wegverkeer is [gedaagde] als eigenaar van het motorvoertuig aansprakelijk en verplicht om de schade, die door [bestuurder] is veroorzaakt, te vergoeden. Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag van Afl. 10.904,23, zal dit bedrag worden toegewezen zoals verzocht.
4.8
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 mei 2018, zal ook de wettelijke rente worden toegewezen zoals verzocht.
4.9
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2018 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 1.500,-, zijnde 1,5 punt van het liquidatietarief 4.
4.1
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] de proceskosten van Boogaard moeten vergoeden, aan de zijde van Boogaard begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 204,25 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,- aan salaris van de gemachtigde (2 punten van het liquidatietarief 4).

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Boogaard van een bedrag van Afl. 10.904,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 1.500,-.
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Boogaard worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 204,25 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.