Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.DE BEOORDELING
Afl. 49.700,00+
Afl. 500,00-
Afl. 63.000,00[B]+
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen na hun echtscheiding. De partijen, die op 18 februari 1993 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, zijn op 22 september 2014 gescheiden. De echtscheiding is op 21 oktober 2014 ingeschreven in het register van de burgerlijke stand. De partijen hebben niet in onderling overleg een verdeling van de gemeenschap kunnen bereiken, wat heeft geleid tot deze procedure.
De eiseres vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld om mee te werken aan de verdeling van de gemeenschap. De gedaagde heeft verweer gevoerd en verzocht om de verdeling op zijn wijze vast te stellen. Het gerecht heeft vastgesteld dat beide partijen de gemeenschap willen verdelen en heeft de vorderingen van de eiseres en gedaagde beoordeeld. Het gerecht heeft verschillende activa en passiva in de gemeenschap in kaart gebracht, waaronder onroerend goed, inboedel, en pensioenrechten.
Het gerecht heeft beslist dat de echtelijke woning openbaar zal worden verkocht en dat de netto-opbrengst gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld. De woning [adres 2] zal onderhands worden verkocht, met een gelijke verdeling van de opbrengst. De pensioenrechten van beide partijen worden ook verdeeld, waarbij de pensioenuitkeringen die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd, aan de andere partij worden uitgekeerd bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning en de verdeling van de huurinkomsten van de verhuurde woningen.
De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 10 november 2021 door rechter J.J. Verhoeven.