ECLI:NL:OGEAA:2021:555

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
AUA201903942
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in oppositie betreffende schuldvordering tussen THE BIG HOUSE N.V. en AFP AMERICA

Op 10 november 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak tussen de naamloze vennootschap THE BIG HOUSE N.V. (hierna: TBH) en AFP AMERICA, h.o.d.n. (hierna: [geopposeerde]). De zaak betreft een verzet tegen een eerder vonnis van 9 oktober 2019, waarbij TBH en een andere opposant waren veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [geopposeerde]. TBH en de andere opposant hebben op 11 november 2021 verzet ingesteld, binnen de wettelijke termijn van 14 dagen na kennisname van het vonnis. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [geopposeerde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar oorspronkelijke vorderingen, omdat er geen contractuele betalingsverplichting van TBH of de andere opposant jegens [geopposeerde] bestaat. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de stellingen van [geopposeerde] onvoldoende feitelijke grondslag hebben en dat de vorderingen tegen TBH en de andere opposant moeten worden afgewezen. Het vonnis van 9 oktober 2019 is vernietigd en [geopposeerde] is veroordeeld in de proceskosten van TBH en de andere opposant, elk begroot op Afl. 4.000,--.

Uitspraak

Vonnis van 10 november 2021
Behorend bij B.B. nr. AUA201903942
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS op het verzet van:
de naamloze vennootschap
THE BIG HOUSE N.V.,
hierna ook te noemen: TBH,
en
[opposant 2],
hierna ook te noemen: [opposant 2],
te Aruba,
opposanten,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [opposanten],
gemachtigde: de advocaat mr. C. Lejuez,
tegen:
[naam geopposeerde],
h.o.d.n.
AFP AMERICA,
te Puerto Rico, voor deze zaak gedomicilieerd in Aruba ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
geopposeerde,
hierna ook te noemen: [geopposeerde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 14 juni 2019 ter griffie ingediende (oorspronkelijke) tegen TBH en [opposant 2] gerichte verzoekschrift van [geopposeerde], met producties;
- het bij verstek uitgesproken vonnis van dit Gerecht van 9 oktober 2019 onder zaaknummer A.R. AUA201901995 (hierna: het vonnis waarvan verzet), waarbij TBH en [opposant 2] uitvoerbaar bij voorraad hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van US$ 104.817,71 te vermeerderen met (1) wettelijke rente gerekend vanaf 17 juni 2017 tot de dag der voldoening en (2) Afl. 3.000,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten proceskosten. Verder zijn TBH en [opposant 2] bij dat vonnis uitvoerbaar bij voorraad (niet hoofdelijk) veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [geopposeerde] begroot op Afl. 4.293,40;
- het op 11 november 2019 ter griffie ingediende verzetschrift van TBH en dat van [opposant 2], beiden met producties;
- de conclusie van antwoord in oppositie van [geopposeerde];
- de conclusie van repliek in oppositie van TBH en die van [opposant 2], die van TBH met producties.
1.2 [
geopposeerde] is weliswaar niet in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op de door TBH bij haar conclusie van repliek in oppositie overgelegde producties, maar uit het navolgende blijkt dat de beslissing met betrekking tot TBH niet mede is gegrond op die producties. Aldus geldt dat [geopposeerde] met betrekking tot TBH te dezen niet in haar verdedigingsbelangen wordt geschaad.
1.3
Vonnis is met welgemeende excuses voor alle vertraging nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN OPPOSITIE

2.1 [
opposanten] vorderen ieder voor zich dat het Gerecht (zo het begrijpt) bij vonnis hen goed opposant verklaart, het vonnis waarvan verzet vernietigt en - opnieuw rechtdoende - [geopposeerde] alsnog niet-ontvankelijk verklaart in haar oorspronkelijke vorderingen althans die vorderingen alsnog afwijst, kosten rechtens.
2.2 [
geopposeerde] voert verweer en concludeert telkens tot - zo het Gerecht begrijpt - bevestiging van het vonnis waarvan verzet.
2.3
Voor zover voor de beslissing van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING IN OPPOSITIE

3.1
TBH en [opposant 2] hebben ieder voor zich gesteld dat zij eerst op 30 oktober 2019 kennis hebben genomen van het vonnis waarvan verzet, nadat dit vonnis op 28 oktober 2019 was betekend aan het adres van [opposant 2] (zijnde de directeur van TBH). TBH en [opposant 2] hebben hun respectieve verzetschriften op 11 november 2021 ingediend bij de griffie van dit Gerecht. Dat betekent dat TBH en [opposant 2] binnen de daartoe geldende wettelijke termijn van 14 dagen verzet hebben ingesteld, en daarom daarin ontvankelijk zijn.
3.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [geopposeerde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar oorspronkelijke vorderingen. De ontvankelijkheidsverweren van [opposanten] worden daarom verworpen.
3.3
Naar de eigen nadere woorden van [geopposeerde] bij gelegenheid van antwoord in oppositie heeft zij nimmer zaken gedaan met TBH en heeft [opposant 2] als directeur van TBH zich ten opzichte van [geopposeerde] nimmer geïdentificeerd als handelend namens TBH. Daar komt nog bij naar eigen zeggen van [geopposeerde] in haar inleidend verzoekschrift dat [opposant 2] de bij partijen genoegzaam bekende van Sint Maarten afkomstige goederen heeft ingevoerd in Aruba en dat hij degene is die die goederen op persoonlijke titel heeft verkocht en de opbrengst daarvan in zijn eigen zak heeft gestoken. Bij die stand van zaken valt niet in te zien dat op TBH enige contractuele betalingsverplichting of een betalingsverplichting anderszins rust jegens [geopposeerde]. Dat brengt reeds met zich dat het verzet van TBH slaagt. TBH zal tot goed opposante worden verklaard, het vonnis waarvan verzet voor zover dat zich tot haar richt zal worden vernietigd en - opnieuw rechtdoende - het oorspronkelijk door [geopposeerde] gevorderde voorzover gericht tegen TBH zal alsnog worden afgewezen.
3.4 [
geopposeerde] stelt dat zij op enig moment op Sint-Maarten een koopovereenkomst heeft gesloten met [opposant 2] ter zake van in Aruba in te voeren en door te verkopen papier, wasmiddelen, melk en enkele dozen saucijzen. Die door [opposant 2] gemotiveerd bestreden stelling mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende feitelijke grondslag, en wordt daarom gepasseerd. Niet gesteld is met name wanneer precies en hoe precies die koopovereenkomst is gesloten en evenmin is gesteld tegen welke prijs bedoelde goederen zouden zijn verkocht/gekocht.
3.5
Nu [geopposeerde] uitdrukkelijk heeft gesteld dat tussen haar en [opposant 2] geen andere dan een koopovereenkomst is gesloten (die in deze procedure dus niet komt vast te staan) valt zonder nadere doch ontbrekende uitleg of onderbouwing niet in te zien dat op [opposant 2] enige contractuele betalingsverplichting rust of rustte jegens [geopposeerde].
3.6
Verder stelt [geopposeerde] dat [opposant 2] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld omdat hij degene is die bedoelde in Aruba ingevoerde goederen op persoonlijke titel heeft verkocht en de opbrengst daarvan in zijn eigen zak heeft gestoken. In het licht van die door [opposant 2] gemotiveerd betwiste stelling wordt het volgende overwogen. 3.7 Niet in geschil is tussen partijen dat bedoelde voor het Gerecht onbekende hoeveelheid goederen met een voor het Gerecht onbekende waarde zijn aangekomen en ingevoerd in Aruba. [opposant 2] stelt echter dat bij aankomst in Aruba van een groot deel van die goederen de houdbaarheidsdatum was verstreken en dat bij een ander deel de houdbaarheidsdatum kort na aankomst verstreek, waardoor die goederen niet konden worden verkocht. Voort heeft [opposant 2] met een productie onderbouwd gesteld dat een ander deel van de goederen vanwege de Veterinaire Dienst niet mocht worden ingevoerd in Aruba. Die stellingen heeft [geopposeerde] niet bestreden, waardoor die vaststaan.
3.8 [
geopposeerde] heeft niet gesteld hoeveel precies van haar afkomstige goederen zijn verscheept en ingevoerd in Aruba en in het licht van de hiervoor als vaststaand geoordeeld stellingen van [opposant 2] heeft zij evenmin (nader) gesteld welke en hoeveel goederen er precies door [opposant 2] op persoonlijke titel zijn verkocht en welke waarde die goederen precies vertegenwoordigden. Tegen die achtergrond valt zonder nadere doch ontbrekende uitleg of onderbouwing niet in te zien dat [opposant 2] het door [geopposeerde] in hoofdsom gevorderde bedrag ten titel van schadevergoeding uit onrechtmatige daad verschuldigd is aan [geopposeerde]. De stelling van [geopposeerde] dat dit wel het geval is mist in het licht van vorenstaande eveneens voldoende feitelijke grondslag en wordt daarom ook gepasseerd.
3.9
Vorenstaande leidt wat betreft [opposant 2] tot de slotsom dat ook zijn verzet tegen het vonnis waarvan verzet slaagt. [opposant 2] zal eveneens tot goed opposant worden verklaard, het vonnis waarvan verzet voor zover dat zich tot hem richt zal eveneens worden vernietigd en - opnieuw rechtdoende - het oorspronkelijk door [geopposeerde] gevorderde voorzover gericht tegen [opposant 2] zal eveneens alsnog worden afgewezen.
3.10 [
geopposeerde] zal, als de telkens in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van TBH en van [opposant 2] in oppositie, tot aan deze uitspraak telkens begroot op Afl. 4.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (telkens 2 punten, tarief 7 ad Afl. 2.000,-- per punt).

4.DE BESLISSING IN OPPOSITIE

Het Gerecht:
-verklaart TBH en [opposant 2] goed opposant;
-vernietigt het vonnis waarvan verzet;
en opnieuw rechtdoende:
-wijst af het (oorspronkelijk) door [geopposeerde] jegens TBH en jegens [opposant 2] gevorderde;
-veroordeelt [geopposeerde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van TBH, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.000,--;
-veroordeelt [geopposeerde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [opposant 2], tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 4.000,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 10 november 2021.