ECLI:NL:OGEAA:2021:57

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
AUA202100002
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en beëindiging arbeidsovereenkomst; onderzoeksplicht werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, G.P. Cargo Services N.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst met GP Cargo en was werkzaam als administratief medewerkster. De werkgever had de arbeidsovereenkomst willen beëindigen en had een beëindigingsvoorstel gedaan, maar de werknemer had dit voorstel niet aanvaard. Het Gerecht oordeelde dat de werkgever niet had onderzocht of de werknemer daadwerkelijk instemde met het beëindigingsvoorstel, waardoor de werkgever niet gerechtvaardigd kon aannemen dat de werknemer het voorstel had aanvaard. Er was geen dringende reden voor ontslag en de werkgever had geen toestemming van de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Het Gerecht concludeerde dat de werknemer de nietigheid van het ontslag rechtsgeldig had ingeroepen. Het vonnis beval de werkgever om de werknemer binnen 48 uur na betekening van het vonnis weder te werk te stellen en haar volle loon te betalen vanaf 1 augustus 2020, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd. Tevens werd GP Cargo veroordeeld in de proceskosten en werd aan de werknemer verlof tot kosteloos procederen verleend.

Uitspraak

Vonnis van 10 februari 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202100002
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
de naamloze vennootschap
G.P. CARGO SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: GP Cargo,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 4 januari 2021;
- de akte vermeerdering c.q. wijziging van eis, ingediend op 22 januari 2021;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting op 22 januari 2021.
1.2 [
eiseres] is in persoon ter terechtzitting verschenen samen met haar gemachtigde. GP Cargo is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [naam directeur] (directeur van GP Cargo). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s en GP Cargo mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
eiseres] is op 26 november 2018 in loondienst getreden van GP Cargo, laatstelijk in de functie van administratie medewerkster en tegen een brutoloon van Afl. 2.400,-- per maand.
2.3
GP Cargo heeft [eiseres] bij brief van 15 juni 2020 (hierna: de brief) onder meer het volgende medegedeeld:

(…)
Manera bo mes por a constata, pa algun luna caba e actividadnan di trabou na GP Cargo Services N.V. a baha drasticamente. Consequentemente nos mester tuma pasonan cu ta afecta nos personal tambe. Lamentablemente nos tin cu termina diferente relacionnan di trabou, incluso esun di bo persona.
Nos a ofrece bo un pakete rasonabel pa terminacion di trabou entrante 15 di juni 2020. Bo no a acepta esaki (ainda). Un oferta comparabel ta keda valido te cu dia 30 di juni 2020. Di todo forma, nos ta informa bo pa medio di e carta aki cu nos ta termina bo relacion di trabou entrante 31 di juli 2020, teniendo cuenta cu e termino legal pa terminacion. Entrante dialuna 15 di juni 2020 bo por keda cas, ya cu nos nos no tin trabou mas pa bo persona. (…)“.
2.4
De brief heeft als bijlage een voorstel tot beëindiging van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, waarin door GP Cargo een aanbod wordt gedaan om de arbeidsovereenkomst te beëindigen tegen een vergoeding gelijk aan één maand salaris, uitbetaling van vakantiedagen, twee weken cessantia-uitkering, zijnde een totaalbedrag van Afl. 4.708,-- (hierna ook: het beëindigingsvoorstel).
2.5
Bij brief van 20 juli 2020 heeft [eiseres] GP Cargo bericht dat zij het niet eens is met de inhoud van de brief, dat zij naar Directie Arbeid en Onderzoek (hierna: DAO) is geweest en dat DAO contact op zal nemen met GP Cargo.
2.6
Bij brief van 10 november 2020 heeft [eiseres] de nietigheid van het ontslag zoals subsidiair aan haar is aangezegd door GP Cargo ingeroepen, met daarbij de mededeling aan GP Cargo dat zij bereid is de bedongen werkzaamheden te verrichten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [eiseres] dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. GP Cargo beveelt om binnen achtenveertig uur na betekening van dit vonnis [eiseres] weder te werk te stellen in haar reguliere functie gedurende haar reguliere werktijden;
b. GP Cargo veroordeelt om aan [eiseres] haar loon (door) te betalen vanaf 15 juni 2020 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met wettelijke rente;
c. GP Cargo veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2
GP Cargo voert verweer en verzoekt het Gerecht de vordering van [eiseres] af te wijzen, en haar te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
De primair in dit geschil te beantwoorden vraag is of met grote mate van zekerheid valt te verwachten dat de bodemrechter GP Cargo volgt in haar primaire standpunt dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst beëindigd is omdat [eiseres] het beëindigingsvoorstel van GP Cargo (stilzwijgend) heeft aanvaard. [eiseres] stelt dat dit niet het geval is. In dit verband wordt het volgende overwogen.
4.3
Volgens vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat een werkgever niet te snel mag aannemen dat een werknemer ontslag neemt of een beëindigingsvoorstel aanvaard, gezien de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor de werknemer zou kunnen hebben. Dit betekent dat de wilsverklaring duidelijk en ondubbelzinnig op beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet zijn gericht en dat op de werkgever de plicht rust om te onderzoeken of de werknemer het ontslag daadwerkelijk wil. Wanneer de werkgever de verklaring van de werknemer heeft mogen opvatten als een aanvaarding, komt de werknemer geen beroep toe op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil (artikel 3:35 BW). Bij schending van de onderzoeksplicht wordt de werkgever niet beschermd door artikel 3:35 BW. In dat geval is geen sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen als bedoeld in voornoemd artikel.
4.4
Vast staat dat GP Cargo niet heeft onderzocht of [eiseres] daadwerkelijk instemde met het beëindigingsvoorstel. GP Cargo heeft ter zitting verklaard dat zij bij [eiseres] niet is nagegaan of zij al dan niet stilzwijgend heeft ingestemd met het beëindigingsvoorstel. Gesteld noch gebleken is dat partijen elkaar nadien hebben gesproken, of dat GP Cargo [eiseres] uitgenodigd heeft voor gesprek om te verifiëren of [eiseres] het beëindigingsvoorstel daadwerkelijk had aanvaard. Zonder meer kon GP Cargo er naar het voorlopig oordeel van het Gerecht niet gerechtvaardigd vanuit gaan dat [eiseres] het beëindigingsvoorstel had aanvaard. Dit klemt temeer omdat uit de brieven van [eiseres] van 20 juli en 20 november 2020 blijkt dat zij dacht dat zij door GP Cargo was ontslagen.
4.5
Vorenstaande brengt met zich dat in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid het oordeel valt te verwachten dat [eiseres] het beëindigingsvoorstel heeft aanvaard zoals gesteld door GP Cargo.
4.6
Subsidiair stelt GP Cargo dat het dienstverband van [eiseres] door opzegging zijdens GP Cargo is geëindigd per 31 juli 2020. In dat verband wordt het volgende overwogen.
4.7
Gesteld noch is gebleken dat [eiseres] op enig moment een dringende reden heeft gegeven aan GP Cargo voor ontslag en evenmin is gesteld of gebleken dat GP Cargo toestemming had van de directeur van DAO om de arbeidsovereenkomst van [eiseres] te beëindigen. Het standpunt van GP Cargo in dit verband dat sprake is van een onregelmatig ontslag als gevolg waarvan zij mogelijk schadeplichtig is jegens [eiseres] miskent de omstandigheid dat [eiseres] - die niet heeft berust in het ontslag - bij de in de eerste zin van deze overweging geschetste stand van zaken naar het voorshandse oordeel van het Gerecht op goede grond de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. Aldus valt in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid het oordeel te verwachten dat de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst op 31 juli 2020 door opzegging is beëindigd zoals subsidiair gesteld door GP Cargo.
4.8
De slotsom luidt dat het dienstverband van [eiseres] bij GP Cargo nimmer is geëindigd en onverkort voortduurt. Aldus kan de loonvordering van [eiseres] in beginsel worden toegewezen. Terzake daarvan wordt het volgende overwogen.
4.9 [
eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij gedurende de coronacrisis tot de stopzetting daarvan steeds 100% loon heeft ontvangen. Gesteld noch is gebleken dat partijen dienaangaande in verband met die crisis en de gevolgen daarvan tot nadere loonafspraken zijn gekomen, zoals in Aruba in veel arbeidsrelaties wel is afgesproken tussen werkgevers en werknemers onder verkrijging van loon- en lastensubsidie voor de werkgevers. Zolang partijen wat betreft het loon van [eiseres] geen andersluidende afspraken hebben gemaakt maakt [eiseres] op goede grond aanspraak op haar volle loon zoals tussen partijen is overeengekomen krachtens de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst.
4.1
Vorenstaande brengt met zich dat in een bodemprocedure met grote mate van zekerheid het oordeel valt te verwachten dat de loonvordering van [eiseres] wordt toegewezen. De thans door [eiseres] op dit onderdeel verzochte voorziening zal daarom worden toegewezen als na te melden, te vermeerderen met wettelijke rente zoals onbestreden door [eiseres] verzocht. Als ingangsdatum voor de loondoorbetaling zal in aanmerking worden genomen 1 augustus 2020 omdat GP Cargo onweersproken heeft gesteld dat [eiseres] haar loon over de maand juni 2020 heeft ontvangen alsmede een vergoeding gelijk aan één maand loon. De vanaf 1 augustus 2020 door [eiseres] ontvangen Fase-uitkeringen zullen in mindering strekken op het door GP Cargo aan haar te betalen loon. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die op dit onderdeel een ander oordeel kunnen dragen.
4.11
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van GP Cargo bij afwijzing van de loonvordering van [eiseres] ten opzichte van de belangen van [eiseres] bij toewijzing daarvan.
4.12
Wat betreft de gevorderde wedertewerkstelling wordt het volgende overwogen. Afweging van de belangen van partijen valt ook te dezen in het voordeel van [eiseres] uit. In het algemeen heeft te gelden dat in geval van een voorshands nietig gebleken ontslag het voor de betrokken werknemer uitermate diffamerend is om evenwel niet te worden toegelaten tot het werk. De enkele beweerdelijke door [eiseres] betwiste omstandigheid dat er momenteel geen werk voor haar voorhanden is maakt dat niet anders. Als dat werkelijk het geval is, is het aan GP Cargo om te beslissen dat [eiseres] met behoud van salaris thuis kan blijven. Hierbij heeft te gelden dat zolang GP Cargo met betrekking tot [eiseres] van overheidswege loon- en lastensubsidie kan verkrijgen haar geen beroep toekomt op de hoofdregel van het arbeidsrecht, te weten geen arbeid geen loon. De vordering tot wedertewerkstelling zal worden toegewezen, nu in een bodemprocedure een gelijk oordeel valt te verwachten.
4.13
Uit het door [eiseres] overlegde aan haar door de daartoe bevoegde overheidsinstantie verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij niet in staat is om de kosten van deze procedure betalen. Aan [eiseres] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
4.14
GP Cargo zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op (Afl. 450,- + Afl. 206,38 =) Afl. 656,38 aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 1.500,- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt GP Cargo tot (door)betaling aan [eiseres] van (zolang partijen dienaangaande geen andersluidende loonafspraken hebben gemaakt) haar volle loon gerekend vanaf 1 augustus 2020 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid van dat loon tot aan de dag der algehele voldoening, dit alles met dien verstande dat mogelijke door [eiseres] vanaf 1 augustus 2020 ontvangen FASE-uitkeringen telkens in mindering strekken op het door GP Cargo aan haar te betalen loon;
-beveelt GP Cargo om binnen achtenveertig uur na betekening aan GP Cargo van dit vonnis [eiseres] weder te werk te stellen in haar reguliere functie gedurende haar reguliere werktijden;
-veroordeelt GP Cargo in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 656,38 (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 1.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent aan [eiseres] verlof tot kosteloos procederen;
-wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.