ECLI:NL:OGEAA:2021:58

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
AUA201903586
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over schade aan gehuurde auto en toerekenbaarheid van het ongeval

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. P.M.E. Mohamed, betaling van Afl. 4.700,- van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. Malmberg, wegens schade aan een gehuurde auto. Gedaagde had de auto, een Nissan March 2009, gehuurd van eiser voor de periode van 9 tot en met 11 mei 2019. Op 10 mei 2019 raakte gedaagde betrokken bij een eenzijdig ongeval, waarbij de auto van de weg raakte en aanzienlijke schade opliep. Eiser stelde dat gedaagde de auto in slechte staat had geretourneerd en vorderde schadevergoeding op basis van de marktwaarde van de auto ten tijde van het ongeval, die werd vastgesteld op Afl. 6.500,-. Gedaagde ontkende dat het ongeval aan hem toerekenbaar was en stelde dat het was veroorzaakt door een gebrek aan de remmen, maar kon deze stelling onvoldoende onderbouwen.

Het Gerecht oordeelde dat gedaagde als huurder de verplichting had om het gehuurde in goede staat van onderhoud te retourneren. Aangezien gedaagde niet kon aantonen dat het ongeval niet aan hem te wijten was, werd zijn verweer verworpen. De schade werd voldoende onderbouwd door eiser, onder andere door een survey report dat de auto als economisch total loss bestempelde. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. Het Gerecht verleende gedaagde verlof om kosteloos te procederen en veroordeelde hem tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 17 februari 2021
Behorend bij AUA201903586
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
hierna te noemen: [eiser],
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
gedaagde] heeft voor de periode van 9 tot en met 11 mei 2019 een auto (Nissan March 2009) gehuurd van [eiser] voor Afl. 60,- per dag.
2.2
Op 10 mei 2019 heeft [gedaagde] een eenzijdig ongeluk met de auto gehad. Daarbij is de auto van de weg geraakt en in de “knoek” terechtgekomen.
2.3
De auto was ten tijde van het ongeval door [eiser] WA-verzekerd.
2.4
In een
survey reportvan [naam X] van De Mey Surveyor van 9 juni 2020 is, na een inspectie van de auto aan de hand van foto’s op 8 juni 2020, het volgende geconcludeerd:

Final conclusion:
In consideration of the Post Accident condition of this vehicle,
It is a Total Loss (Economical)
Market Value AWG 6,500.00 (…)
Wreck Value estimate suggestionAWG 1,250.00
Total Loss final settlement AWG 5,250.00
(…)
Remarks:
“Wreck value is lower due to vehicle post-accident condition.”
“All damages correspond with circumstances of accident, photos, information received form claimant and all relevant information gathered and seen during survey.”
2.5 [
gedaagde] heeft [eiser] Afl. 1.000,- en Afl. 500,- betaald.
2.6
Bij brief van 12 augustus 2019 heeft [eiser] [gedaagde] gemaand om binnen een week aan hem te betalen het bedrag van Afl. 4.700,-, vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten.
2.7 [
gedaagde] heeft daaraan niet voldaan.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht tegen [gedaagde] een rechterlijk bevel tot betaling uitvaardigt tot betaling van Afl. 4.700,-, vermeerderd met 15% incassokosten en de wettelijke rente van 1.5% per maand vanaf 12 augustus 2019, en met de proceskosten, waaronder begrepen het gemachtigdensalaris, het door [eiser] voldane griffierecht en Afl. 200,- aan betekeningskosten.
3.2
Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] een auto van hem heeft gehuurd en daaraan schade heeft veroorzaakt.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering. Ook heeft hij het Gerecht verzocht om hem verlof te verlenen om kosteloos te procederen.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] ontkent niet dat een eenzijdig ongeval heeft plaatsgevonden met de door hem bestuurde huurauto van [eiser]. [gedaagde] ontkent dat het ongeval aan hem toerekenbaar is, omdat het is veroorzaakt door een gebrek aan de remmen.
4.2
Het verweer faalt. Op [gedaagde] als huurder rust de plicht om het gehuurde aan het einde van de huurtermijn in goede staat van onderhoud te retourneren. Daaraan wordt niet voldaan als de auto beschadigd is. Zijn stelling dat het ongeluk veroorzaakt is door een gebrek aan de remmen heeft [gedaagde] onvoldoende toegelicht. Hij heeft niet toegelicht waaruit dat gebrek bestond en waaruit valt af te leiden dat er een gebrek aan de remmen was. Ook heeft hij zijn stelling dat de remmen niet goed functioneerden en dat dat niet eerder aan het licht is gekomen, omdat de auto voorafgaand aan de huurovereenkomst niet is gecontroleerd onvoldoende onderbouwd. Dat had op zijn weg gelegen, in het bijzonder omdat het ongeluk heeft plaatsgevonden op de tweede dag dat hij de auto huurde. Verder heeft [gedaagde] niet duidelijk gemaakt hoe het ongeluk, waarbij kennelijk geen andere auto’s betrokken waren, heeft kunnen plaatsvinden op een wijze dat hij zo ver van de weg is geraakt. Onder deze omstandigheden is het ongeluk aan [gedaagde] toerekenbaar.
4.3 [
eiser] heeft de hoogte van de schade toegelicht en onderbouwd door overlegging van een “survey report”, waarin is geconcludeerd dat de auto als gevolg van het ongeluk economisch
total lossis geraakt. Daarmee is de schade, mede in het licht van de door [eiser] overgelegde foto’s van de auto na het ongeluk, waarop een aanzienlijke schade te zien is, voldoende onderbouwd. Anders dan [gedaagde] betoogt, is voor toewijzing van de gevorderde schadevergoeding niet relevant of de auto nadien verkocht is. Volgens vaste rechtspraak (onder meer arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208) lijdt een rechthebbende, wanneer een zaak voor hem geheel en al verloren gaat doordat herstel niet mogelijk is of economisch onverantwoord, door dit verlies een nadeel in zijn vermogen gelijk aan de waarde van de zaak. Indien de desbetreffende, verloren gegane zaak een exemplaar is zonder eigen, individueel bepaalde kenmerken, van een soort waarvoor een voor het publiek toegankelijke markt bestaat, zal de rechthebbende door dit verlies een nadeel in zijn vermogen lijden dat in het algemeen kan worden gesteld op de waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies (de marktwaarde). In dit geval is sprake van algeheel verlies van de auto. Het voorgaande brengt dan mee dat [eiser] aanspraak kan maken op vergoeding van de marktwaarde van de auto ten tijde van het verlies. Volgens het
survey reportbedroeg de marktwaarde van de auto ten tijde van het ongeluk Afl. 6.500,-.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. [eiser] heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
verleent [gedaagde] verlof om kosteloos te procederen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 4.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2019 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Alf. 500,- (2 punten in tarief 2) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.