In deze Arubaanse strafzaak heeft eiser, wonend te Aruba, een vordering ingesteld tegen zijn nicht en neef, gedaagden, wegens vermeende onrechtmatige financiële transacties. Eiser stelt dat gedaagde 1, die gedurende een bepaalde periode zijn financiën verzorgde, zijn bankrekeningen heeft leeggehaald en zichzelf en gedaagde 2 daarmee heeft verrijkt. Eiser vordert een schadevergoeding, op te maken bij staat, van gedaagde 1 primair en subsidiair van beide gedaagden. Gedaagden hebben zich primair op het standpunt gesteld dat eiser niet ontvankelijk is, omdat hij niet degene zou zijn die deze vordering heeft ingesteld. Zij voeren aan dat video-opnames aantonen dat eiser niet op de hoogte is van de procedure en dat zijn zus achter de vordering zit. Tijdens de comparitie van partijen heeft eiser dit standpunt gemotiveerd betwist en aangegeven dat hij zelf de procedure wil voeren.
Het gerecht heeft geoordeeld dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij de opdracht heeft gegeven aan zijn gemachtigde om deze procedure te starten. De video-opnames bieden geen voldoende onderbouwing voor het verweer van gedaagden. Het gerecht heeft vastgesteld dat eiser bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen en dat gedaagden niet als derden een rechtshandeling van eiser kunnen vernietigen. Het primaire verweer van gedaagden is verworpen, waardoor eiser ontvankelijk is in zijn vorderingen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor conclusie van repliek aan de zijde van eiser, waarbij gedaagden de gelegenheid krijgen om hun verweer verder te onderbouwen.