ECLI:NL:OGEAA:2021:606

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
AUA201902438
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging royement en afleggen van rekening en verantwoording door vereniging

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser [eiser] een vordering ingediend tegen de vereniging Aruba Umpires Uni (UNI) en enkele andere gedaagden, gezamenlijk aangeduid als UNI c.s. Eiser vordert onder andere de vernietiging van zijn royement als lid van UNI, verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording, rectificatie van zijn lidmaatschap en betaling van een vergoeding voor zijn werkzaamheden als scheidsrechter tijdens baseballwedstrijden in 2017 en 2018. De procedure omvatte een inleidend verzoekschrift, conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter heeft vastgesteld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij niet kan aantonen dat hij ooit een gewoon lid van UNI is geworden. De rechter heeft de stellingen van eiser verworpen, waarbij werd opgemerkt dat hij geen schriftelijk verzoek tot lidmaatschap heeft ingediend en dat UNI c.s. niet aansprakelijk zijn voor de vorderingen van eiser. De rechter heeft alle vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.500,--. De uitspraak vond plaats op 17 november 2021.

Uitspraak

Vonnis van 17 november 2021
Behorend bij A.R. no. AUA201902438
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:

1.de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging ARUBA UMPIRES UNI,

hierna te noemen: UNI,
2.
[naam gedaagde 2],
3.
[naam gedaagde 3],
4.
[naam gedaagde 4],
5.
[naam gedaagde 5],
6.
[naam gedaagde 6],
7.
[naam gedaagde 7],
8.
[naam gedaagde 8],
allen te Aruba,
gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: UNI c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het inleidend verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is met welgemeende excuses voor alle vertraging nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. het royement van [eiser] als lid van UNI vernietigt;
b. UNI c.s. verplicht om rekening en verantwoording af te leggen in de zin van het bepaalde bij artikel 7A:1673 BW;
c. UNI c.s. verplicht om over te gaan tot rectificatie door bij de aan haar gelieerde organisaties kenbaar te maken dat [eiser] nog steeds lid is van UNI;
d. UNI c.s. gebiedt [eiser] als lid van UNI te beschouwen en hem zonder uitzondering toe te laten tot alle verenigingsactiviteiten;
e. UNI c.s. veroordeelt om aan [eiser] te betalen Afl. 1.800,-- aan vergoeding voor in de jaren 2017 en 2018 plaatsgevonden baseballwedstijden waarin [eiser] als scheidsrechter optrad;
f. UNI c.s. veroordeelt in de proceskosten.
2.2
UNI c.s. voeren verweer en concluderen dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de uitkomst van deze procedure worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Indien [eiser] geen vorderingsrechten heeft op UNI en/of gedaagden sub 2 tot en met 8 moeten zijn jegens hen gerichte rechtsvorderingen worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van UNI c.s. wordt verworpen. Ter zake van de vraag of [eiser] vorderingsrechten heeft op UNI c.s. zoals door hem gesteld en door UNI c.s. bestreden wordt het volgende overwogen.
3.2
Artikel 7A:1665 BW in verbinding met artikel 7A:1666 BW bepaalt onder meer dat de wet ook verenigingen van personen als zedelijke lichamen erkent die bij Landsbesluit als zedelijke lichamen zijn erkend. Het eerste lid van artikel 7A:1667 BW in samenhang met het vierde lid van dat artikel bepaalt onder meer dat de in artikel 7A:1666 BW bedoelde erkenning geschiedt door goedkeuring van de statuten der vereniging welke goedgekeurde statuten op kosten der belanghebbenden in de Landscourant van Aruba openbaar moeten worden gemaakt. UNI c.s. hebben onbestreden gesteld dat de Statuten van UNI (hierna: de Statuten) zijn goedgekeurd bij Landsbesluit van 20 februari 2019 en dat die goedgekeurde Statuten in de Landscourant van 10 mei 2019 openbaar zijn gemaakt. Nu er geen verdere wettelijke vereisten bestaan voor de oprichting van UNI als een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging staat aldus vast dat UNI in elk geval vanaf 10 mei 2019 als zodanig heeft te gelden. Gelet op de omstandigheid dat het inleidend verzoekschrift van [eiser] ter griffie van dit Gerecht is ingediend na die datum, te weten op 22 juli 2019, gaat het Gerecht er vanuit dat de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging Aruba Umpires Uni als gedaagde in deze zaak heeft te gelden en als zodanig is verschenen in deze procedure, en niet de vereniging in oprichting Aruba Umpires Uni.
3.3
Het eerste lid van artikel 7A:1676 BW bepaalt met betrekking tot het onderhavige geval dat de leden van UNI niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de op UNI rustende verbintenissen, terwijl het tweede lid van dat artikel in dit geval bepaalt dat schulden van UNI alleen verhaald kunnen worden op de goederen van UNI. Deze, op deze casus nog van toepassing zijnde wettelijke bepalingen, gelden evenzeer voor bestuursleden van UNI. Alleen onder niet gestelde bijzondere omstandigheden, waaruit volgt dat bestuurders een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt waardoor in dit geval [eiser] schade heeft geleden, kan dat wettelijk systeem worden doorbroken.
3.4
Vorenstaande brengt met zich dat zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet valt in te zien dat [eiser] vorderingsrechten heeft op gedaagden sub 2 tot en met 8 persoonlijk. De tegen hen gerichte rechtsvorderingen van [eiser] zullen reeds daarom worden afgewezen.
3.5
Aan zijn hiervoor onder a. tot en met d. omschreven tegen UNI gerichte vorderingen legt [eiser] de stelling ten grondslag dat hij in elk geval tot de bij partijen genoegzaam bekende vergadering van 6 mei 2018 gewoon lid was van de toen in oprichting zijnde UNI. Ter zake van die door UNI bestreden stelling wordt het volgende overwogen.
3.6
Niet in geschil is dat men zich vooruitlopend op de goedkeuring van de Statuten kon inschrijven als lid daarvan. Niet in geschil is verder dat het op 6 maart 2018 geldende en ook thans geldende artikel 4 van de Statuten, voorzover thans van belang, als volgt luidt:

De UNI bestaat uit gewone leden, ereleden en medewerkers.
a. Gewone leden zijn zij die (…) als zodanig schriftelijk zijn ingeschreven.
(…).”.
3.7
Verder is niet in geschil dat het op 6 maart 2018 geldende en ook thans geldende eerste lid van artikel 5 van de Statuten, voorzover thans van belang, als volgt luidt:

Het lidmaatschap als gewoon lid wordt verkregen door het invullen van een schriftelijk verzoek via een lidmaatschapsformulier van de UNI, waarover het bestuur beslist. (…).”.
3.8
UNI heeft het navolgende gesteld. Op 6 maart 2018 heeft er vergadering plaatsgevonden tijdens welke men zich kon inschrijven als (het Gerecht begrijpt: aspirant) lid van UNI door volledige invulling en ondertekening van het daartoe bestemde lidmaatschapsformulier zoals afgebeeld in productie 4 bij de conclusie van antwoord van UNI (hierna: het formulier). Veertien personen, waaronder begrepen gedaagden sub 2 tot en met 8, hebben ieder voor zich het formulier volledig ingevuld en ondertekend. Ook [eiser] heeft het formulier ingevuld, maar niet ondertekend. [eiser] heeft het formulier ingevuld zodat het bestuur van UNI kon beschikken over zijn persoonsgegevens, maar hij heeft dat bewust niet ondertekend omdat hij geen lid wilde worden van UNI zolang zij niet officieel was opgericht. Die stellingen heeft [eiser] niet of niet voldoende bestreden, zodat ze vast komen te staan.
3.9
Vorenstaande brengt met zich dat vast komt te staan dat [eiser] nimmer een schriftelijk verzoek heeft ingediend overeenkomstig het hiervoor omschreven deel van het eerste lid van artikel 5 van de Statuten. Nu [eiser] niet heeft voldaan aan dat vormvereiste, kan hij onmogelijk kwalificeren als gewoon lid van UNI. Gesteld noch is gebleken overigens dat het bestuur van UNI evenwel goedkeurend (of afwijzend) heeft beslist op het door [eiser] ingevulde doch niet door hem ondertekende lidmaatschapsformulier. Dit klemt temeer omdat vaststaat dat [eiser] geen gewoon lid wilde worden van UNI zolang zij niet officieel was opgericht, en omdat uit die Statuten niet volgt dat men op andere wijze dan hiervoor omschreven gewoon lid kan worden van UNI.
3.1
De slotsom op dit onderdeel luidt dat niet komt vast te staan dat [eiser] ooit gewoon lid is geworden van UNI, zoals door hem gesteld. Dat betekent dat de hiervoor onder a. tot en met d. omschreven vorderingen van [eiser] in elk geval zullen worden afgewezen. Hierbij wordt nog overwogen dat ingevolge artikel 7A:1673 BW alleen gewone leden van UNI bevoegd zijn om het bestuur daarvan in rechte te betrekken teneinde te vorderen om aan de gezamenlijke leden van UNI rekening en verantwoording af te leggen. Gesteld noch is gebleken dat krachtens de Statuten te dezen op nadere of andere wijze is voorzien.
3.11
Ter zake van de hiervoor onder e. omschreven vordering van [eiser] wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat die vordering ziet op baseballwedstrijden tijdens welke [eiser] optrad als scheidsrechter. Dit temeer omdat de in het verzoekschrift onder randnummer 30. omschreven stelling van [eiser] ter zake van reiskosten in het licht van het gemotiveerde verweer van UNI c.s. bij gelegenheid van antwoord voldoende nadere grondslag mist. Die stelling wordt daarom gepasseerd.
3.12
Ter zake van de vraag of UNI met betrekking tot de in productie 10 en 11 bij het verzoekschrift vermelde baseballwedstrijden in 2017 en 2018 tijdens welke [eiser] optrad als scheidsrechter Afl. 25,-- per wedstrijd verschuldigd is, zoals gesteld door [eiser], wordt het volgende overwogen. Wat betreft het jaar 2017 mist die stelling voldoende nadere onderbouwing, nu UNI bij gelegenheid van antwoord onbestreden heeft gesteld dat in dat jaar de scheidsrechters geen geldende vergoeding kregen maar werden gecompenseerd met maaltijden en drank. Met betrekking tot het jaar 2018 mist die stelling in het licht van het gemotiveerde verweer van UNI eveneens voldoende feitelijke grondslag. Gesteld noch is gebleken met name dat de Little League Aruba wedstijden zoals vermeld in productie 11 bij het verzoekschrift werden georganiseerd door of vanwege UNI.
3.13
De algehele slotsom luidt dat alle tegen UNI gerichte vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen rechtvaardigen.
3.14 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van UNI c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van UNI c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 17 november 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201902438
Inhoudsindicatie: Civiel. rekening en verantwoording, rectificatie, verenigingsactiviteiten.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: