ECLI:NL:OGEAA:2021:622

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
AUA201900389
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na bedrijfsongeval met berekening van netto-inkomen en proceskosten

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat P.M.E. Mohamed, schadevergoeding gevorderd van gedaagde, [GEDAAGDE] CONSTRUCTION & CONSULTANCY N.V., vertegenwoordigd door advocaat D.M. Canwood, naar aanleiding van een bedrijfsongeval. De procedure begon met een tussenvonnis op 11 augustus 2021, waarin een comparitie van partijen werd gelast. Tijdens deze comparitie op 7 september 2019 konden partijen echter niet tot een oplossing komen, wat leidde tot verdere procesvoering.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 15 december 2021 vastgesteld dat eiser door het ongeval een netto-inkomen van Afl. 32.237,52 heeft gederfd van februari 2017 tot augustus 2021. Daarnaast is vastgesteld dat eiser in de periode van september 2021 tot 28 maart 2040 nog eens Afl. 184.699,56 aan netto-inkomen zal derven. Het Gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde deze schade moet vergoeden, en heeft de contante waarde van de toekomstige schade berekend op Afl. 111.815,50.

De totale schadevergoeding die gedaagde aan eiser moet betalen, bedraagt Afl. 206.104,50, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 8.584,15. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad. Gedaagde heeft geen voldoende onderbouwing gegeven voor haar verzoek om betaling in termijnen, en het Gerecht heeft dit verzoek afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 15 december 2021
Behorend bij A.R. no. AUA201900389
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. Chr. Lejuez, vanaf 3 september 2019 de advocaat P.M.E. Mohamed,
tegen:
[GEDAAGDE] CONSTRUCTION & CONSULTANCY N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 11 augustus 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum (hierna: het tussenvonnis). De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op dinsdag 7 september 2019. Ter zitting zijn toen verschenen: [eiser] samen met zijn gemachtigde en [gedaagde] bij haar gemachtigde samen met de heer [naam directeur] (directeur van [gedaagde]). Die comparitie is kort na aanvang gesloten, omdat (de gemachtigde van) [eiser] in geen heldere invulling kon geven aan hetgeen is overwogen onder 4.9 van voormeld tussenvonnis. De zaak is hierop verwezen naar de rol voor het nemen van aktes. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de door [eiser] genomen akte houdende uitlatingen, met producties;
  • de contra-akte van [gedaagde].
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in de in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen. Het Gerecht heeft kennisgenomen van de in haar akte omschreven “grieven” van [gedaagde], maar stelt ze terzijde.
2.2
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiser] zich middels de door hem genomen akte wel op heldere wijze uitgelaten ter zake van hetgeen hij zich ingevolge het tussenvonnis van 11 augustus 2021 diende uit te laten.
2.3
Anders dan [gedaagde] ziet het Gerecht geen grond of aanleiding om bij de berekening van de netto loonderving van [gedaagde] vanaf het ongeval tot september 2021 rekening te houden met loonkortingen die in Aruba hebben plaatsgevonden in verband met de Covidpandemie. Die omstandigheden komen in dit geval voor rekening en risico van [gedaagde], net als bijvoorbeeld de mogelijke omstandigheid dat in de periode gelegen tussen september 2021 en 28 maart 2040 er nog verdere of andere loonkortingen plaatsvinden in verband met virusuitbraken, of dat de beleggingsrente lager wordt dan de thans in Aruba bij reguliere banken maximaal verkrijgbare 2,75% aan beleggingsrente, of dat [eiser] nog geen jaar na de uitspraak van dit vonnis onverhoopt komt te overlijden. In het licht van dit alles heeft [gedaagde] de juistheid van de door [eiser] uitgevoerde berekeningen ter zake van vanaf februari 2017 tot aan september 2021 door [eiser] gederfd nettoloon niet of niet voldoende onderbouwd bestreden. Vast komt daarom te staan dat [eiser] vanaf februari 2017 tot en met augustus 2021 in totaal Afl. 32.237,52 aan netto-inkomen heeft gederfd als gevolg van het bedrijfsongeval. Die door [eiser] geleden schade dient [gedaagde] aan [eiser] te vergoeden.
2.4.1 [
gedaagde] heeft de juistheid van de door [eiser] uitgevoerde berekening ter zake van door hem vanaf september 2021 tot 28 maart 2040 gederfd en te derven netto-inkomen evenzeer niet of niet voldoende onderbouwd bestreden. Vast komt daarom te staan dat [eiser] in die periode Afl. 184.699,56 aan netto-inkomen derft.
2.4.2
Het Gerecht ziet geen grond of aanleiding om een deskundige te benoemen ter vaststelling van de contante waarde van de loonderving van [eiser] over de periode vanaf september 2021 tot 28 maart 2040, simpelweg omdat [gedaagde] de juistheid van de door [eiser] in dat verband in opdracht van het Gerecht met de reeds door het Gerecht als betrouwbaar geoordeelde calculator (te vinden op de website
https://www.berekenhet.nl/berekenen/contante-waarde.html) uitgevoerde twee berekeningen niet heeft bestreden. Aldus komt bij de hoogste in aanmerking te nemen beleggingsrente van 2,75% vast te staan dat de contante waarde van het hiervoor onder 2.4.1 vermelde bedrag Afl. 111.815,50 bedraagt. Die gekapitaliseerde door [eiser] geleden en nog te lijden schade dient [gedaagde] aan [eiser] te vergoeden.
2.5
Resumerend geldt dat [gedaagde] thans ten titel van schadevergoeding opeisbaar verschuldigd is aan [eiser] (2.040,98 + 10,50 + 80.000,-- + 32.237,52 + 111.815,50 = 226.104,50 minus het reeds door [gedaagde] aan [eiser] betaalde voorschot op schadevergoeding ad 20.000,-- =) Afl. 206.104,50. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan [eiser], te vermeerderen met wettelijke rente zoals onbestreden gevorderd door [eiser]. Het Gerecht ziet geen aanleiding om te bepalen dat [gedaagde] dat bedrag in 24 termijnen mag voldoen zoals door haar verzocht, omdat [gedaagde] haar stelling dat zij zich in een financiële precaire situatie bevindt niet verificatoir heeft onderbouwd. Het ligt op de weg van [gedaagde] om met (de gemachtigde van) [eiser] aan tafel te gaan teneinde te beproeven of [eiser] bereid is om een betalingsregeling met [gedaagde] aan te gaan.
2.6 [
gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], met dien verstande dat geen punt van het liquidatietarief wordt toegekend voor de op 7 september 2019 gehouden comparitie van partijen omdat die comparitie door nalaten van de gemachtigde van [eiser] zinloos is gebleken. Aldus worden de proceskosten tot aan deze uitspraak begroot op (2.380,-- + 204,15 =) Afl. 2.584,15 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 6.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van tarief 7, ad Afl. 2.000,-- per punt).

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om ten titel van schadevergoeding te betalen aan [eiser]
Afl. 206.104,50, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 8 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 8.584,15;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.