In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser [Eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [Gedaagde] met betrekking tot het recht van medegebruik en medebewoning van een onroerend goed. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De vordering van eiser was gericht op het verkrijgen van een verklaring dat gedaagde afstand had gedaan van haar recht tot medegebruik en medebewoning, en dat zij het onroerend goed had verlaten. Eiser vorderde ook ontruiming van het onroerend goed en schadevergoeding.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 14 november 2016 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten waarbij gedaagde het recht van erfpacht op een perceel domeingrond heeft verkocht aan eiser, onder voorbehoud van een levenslang recht van medegebruik en medebewoning voor gedaagde. Eiser stelde dat gedaagde het onroerend goed metterwoon had verlaten en dat zij het had verhuurd aan derden. Gedaagde heeft deze stellingen gemotiveerd bestreden.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat gedaagde afstand heeft gedaan van haar recht of het onroerend goed metterwoon heeft verlaten. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. Gedaagde heeft verlof tot kosteloos procederen gekregen, omdat zij niet in staat was de kosten van de procedure te dragen.