In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) en een gedaagde, die in persoon is verschenen. De procedure betreft een geldvordering die Island Finance heeft ingesteld op basis van een overeenkomst van geldlening die op 20 mei 2019 is gesloten. De gedaagde heeft een bedrag van Afl. 13.451,34 geleend, met een rente van 28,35% per jaar, terug te betalen in 72 maandelijkse termijnen. De gedaagde is in gebreke gebleven met de betaling van de maandelijkse termijnen, wat heeft geleid tot een openstaande achterstand van Afl. 15.059,44, inclusief boetes en kosten. Island Finance heeft conservatoir derdenbeslag gelegd op de gedaagde om zekerheid te verkrijgen voor haar vordering.
Tijdens de zitting heeft Island Finance haar vordering toegelicht en verzocht om veroordeling van de gedaagde tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de hoofdsom correct is berekend. Het gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en vastgesteld dat de gedaagde niet alle overeengekomen aflossingstermijnen heeft voldaan, waardoor de vordering opeisbaar is geworden.
Het gerecht heeft geoordeeld dat de door Island Finance gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Verhoeven en is uitvoerbaar bij voorraad.