ECLI:NL:OGEAA:2021:627

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100760
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering in het kader van een overeenkomst van geldlening met boeterente en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) en een gedaagde, die in persoon is verschenen. De procedure betreft een geldvordering die Island Finance heeft ingesteld op basis van een overeenkomst van geldlening die op 20 mei 2019 is gesloten. De gedaagde heeft een bedrag van Afl. 13.451,34 geleend, met een rente van 28,35% per jaar, terug te betalen in 72 maandelijkse termijnen. De gedaagde is in gebreke gebleven met de betaling van de maandelijkse termijnen, wat heeft geleid tot een openstaande achterstand van Afl. 15.059,44, inclusief boetes en kosten. Island Finance heeft conservatoir derdenbeslag gelegd op de gedaagde om zekerheid te verkrijgen voor haar vordering.

Tijdens de zitting heeft Island Finance haar vordering toegelicht en verzocht om veroordeling van de gedaagde tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de hoofdsom correct is berekend. Het gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en vastgesteld dat de gedaagde niet alle overeengekomen aflossingstermijnen heeft voldaan, waardoor de vordering opeisbaar is geworden.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de door Island Finance gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Verhoeven en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 15 december 2021
Behorend bij A.R. nr. AUA202100760
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 13 oktober 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de comparitie van partijen, gehouden op 23 november 2021;
- het proces-verbaal van voormelde comparitie van partijen met de daarin opgenomen afspraken die partijen hebben gemaakt.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij overeenkomst van geldlening van 20 mei 2019 heeft [gedaagde] een bedrag van Afl. 13.451,34 geleend van Island Finance. Voorts is overeengekomen dat gedurende de contractperiode van zes jaar een rente verschuldigd is van 28,35% per jaar. De lening inclusief deze rente en kosten diende te worden terugbetaald in 72 maandelijkse termijnen van Afl. 395,25.
2.2.
In artikel 6 van de overeenkomst is bepaald dat de schuldenaar, indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen vijftien dagen na de vervaltermijn van die afzonderlijke termijn over die termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan een eenmalige boeterente van 5% verschuldigd zal zijn.
2.3
In artikel 8 van de overeenkomst is bepaald dat Island Finance aanspraak maakt op betaling van buitengerechtelijke incassokosten van 15% van het door de schuldenaar verschuldigde bedrag in geval de overeenkomst door de debiteur niet wordt nagekomen
2.4
Conform het document genaamd
“loan voucher”zijn partijen een
“credit life insurance premium” (hierna: de verzekering) overeengekomen voor het bedrag van Afl. 1.451,34. Dit bedrag is door [gedaagde] voldaan doordat dit bedrag bij de uitbetaling van de lening op de geleende som is ingehouden (zie verzoekschrift, prod. 2, loan voucher)
2.5 [
gedaagde] is op enig moment tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting tot betaling van de maandelijkse termijnen.
2.6
Bij brief van 22 januari 2021 heeft de gemachtigde van Island Finance [gedaagde] gesommeerd om de openstaande achterstand van Afl. 15.059,44 (te vermeerderen met boetes en kosten) binnen zeven dagen aan haar te betalen.
2.7
Krachtens daartoe door de rechter van dit gerecht verstrekt verlof heeft Island Finance tot zekerheid van betaling van haar vordering op 26 januari 2021 conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [gedaagde]. Dit beslag is gelegd onder de voormalige werkgever van [gedaagde], te weten: Frasa.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [ gedaagde] veroordeelt om aan Island Finance tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van Afl. 15.059,44;
- te vermeerderen met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 31 januari 2020, waarbij na iedere betaling na 31 januari 2020 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom tot een maximum van Afl. 13.566,76 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
- te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over de niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen vijftien dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn ad Afl. 1.403,14;
- te vermeerderen met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het toepasselijk liquidatietarief begroot op Afl. 1.500,--;
- met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten en die van het beslag daaronder begrepen.
3.2 [
gedaagde] voert hiertegen verweer. Op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer zal hierna, bij de beoordeling van de vordering, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan haar vordering legt Island Finance, naar het gerecht begrijpt, ten grondslag dat [gedaagde] niet alle overeengekomen aflossingstermijnen heeft voldaan, zodat de vordering thans in zijn geheel opeisbaar is. Bij de berekening van het verschuldigde is Island Finance op grond van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 21 april 2020 (ECLI:NL:OGHACMB:2020:84), uitgegaan van een rente van 27% in plaats van de overeengekomen rente van 28,35%.
4.2
Volgens [gedaagde] is de hoofdsom niet juist berekend. De hoofdsom was volgens [gedaagde], zo heeft hij ter zitting gesteld, iets boven de Afl. 13.000,00. De door Island Finance gestelde hoofdsom klopt niet. Island Finance heeft ter zitting verklaard dat het hogere bedrag van de hoofdsom kan worden verklaard door de ‘insurance rebate’ van Afl. 1.148,70, die blijkens productie IV van Island Finance bij de hoofdsom is opgeteld. De ‘insurance rebate’ betreft volgens Island Finance een premie voor een door [gedaagde] gesloten levensverzekering.
4.3
Naar het oordeel van het gerecht volgt uit de door Island Finance overgelegde ‘loan voucher’ dat de premie voor de levensverzekering reeds bij aanvang van de lening door [gedaagde] is voldaan. Het gerecht begrijpt echter uit productie IV dat het openstaande bedrag van Afl. 15.059,44 is samengesteld uit een hoofdsom van Afl.13.720,37 te vermeerderen met de tot 31 januari 2020 vervallen rente van Afl. 2.487,77 en te verminderen met een betaald bedrag van Afl. 1.148,70. Laatstgenoemd bedrag is dus niet een premie voor de verzekering, maar een aflossing van [gedaagde] die op het verschuldigde in mindering is gebracht.
4.4
Het voorgaande brengt mee dat de door Island Finance gevorderde hoofdsom, waarin is begrepen de tot 31 januari 2020 vervallen rente, toewijsbaar is.
4.5
De verschuldigdheid van de wettelijke rente is door [gedaagde] niet betwist en wordt toegewezen.
5.6
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten zal, nu deze niet is bestreden, worden toegewezen als hierna vermeld.
4.7
De slotsom is dat de vordering zoals hierna vermeld zal worden toegewezen.
4.8
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Island Finance, inclusief die voor het gelegde beslag, worden begroot op Afl. 750,00 aan griffierecht, Afl. 1.055,75 aan explootkosten en op Afl. 2.000,00 aan salaris voor gemachtigde, in totaal derhalve op Afl. 3.805,75.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Island Finance tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van Afl. 15.059,44, te vermeerderen met een gematigde rente van 27% per jaar vanaf 31 januari 2020, waarbij na iedere betaling na 31 januari 2020 slechts nog contractuele rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom tot een maximum van Afl. 13.566,76 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde] te betalen de overeengekomen boeterente van 5% over de niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen vijftien dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn begroot op Afl. 1.403,14;
5.3
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten begroot op Afl. 1.500,--;
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die van het beslag daaronder begrepen en tot op heden begroot op Afl. 750,- voor griffierecht, Afl. 1.055,75 aan explootkosten en Afl. 2.000,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.5
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 15 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.