ECLI:NL:OGEAA:2021:632

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
665 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
  • M.E. Kelly
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijk pardon in Arubaanse strafzaak wegens mishandeling van kind

In deze Arubaanse strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor de mishandeling van zijn kind op 12 november 2019. De zaak werd op 6 oktober 2021 openbaar behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M.R.F. Scheper. De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, eiste een gevangenisstraf van 23 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk. De tenlastelegging omvatte meerdere vormen van mishandeling, zoals slaan en wurgen. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Het bewijs werd als wettig en overtuigend beschouwd, maar het Gerecht sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte werd schuldig bevonden aan mishandeling, maar het Gerecht overwoog de mogelijkheid van een rechterlijk pardon. De raadsvrouw pleitte voor een schuldigverklaring zonder strafoplegging, terwijl de officier van justitie zich daartegen verzette. Het Gerecht weegt de omstandigheden van de zaak, de persoonlijkheid van de dader en de gevolgen van een veroordeling voor de verdachte en zijn gezin. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte inzicht had getoond in zijn handelen en dat er geen recidive was. Ook werd rekening gehouden met de financiële situatie van de verdachte en de impact van een veroordeling op zijn bedrijf.

Uiteindelijk besloot het Gerecht om geen straf of maatregel op te leggen, maar de verdachte enkel schuldig te verklaren. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, op 20 oktober 2021.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/17378
Zaaknummer: 665 van 2021
Uitspraak: 20 oktober 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M.R.F. Scheper, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drieëntwintig (23) dagen waarvan veertien (14) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 12 november 2019 in Aruba zijn kind, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- meermalen met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand tegen zijn (voor)hoofd te slaan,
- met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand tegen zijn hals te slaan,
- met zijn, verdachtes, arm te wurgen,
- met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand tegen zijn rug te slaan en/of
- aan zijn T-shirt op te tillen en vervolgens op de grond te gooien, waardoor die [slachtoffer] zijn achterhoofd tegen de vloer sloeg.
(artikel 2:273 lid 1 jo. artikel 2:277 lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks12 november 2019 in Aruba zijn kind, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- meermalen met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand tegen zijn
(voor
)hoofd te slaan,
- met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand tegen zijn hals te slaan,
- met zijn, verdachtes, arm te wurgen,
- met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand tegen zijn rug te slaan en
/of
- aan zijn T-shirt op te tillen en vervolgens op de grond te gooien, waardoor die [slachtoffer] zijn achterhoofd tegen de vloer sloeg.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, juncto artikel 2:277, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Rechterlijk pardon: schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
Het bewezen verklaarde komt erop neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt een eenvoudige mishandeling jegens zijn zoon. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte mag van geluk spreken dat de lichamelijke gevolgen relatief beperkt zijn gebleven.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld, dat een rechterlijk pardon in deze zaak op zijn plaats is en het Gerecht verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel ingevolge het bepaalde in artikel 1:12 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (hierna: Sr).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen om in de onderhavige zaak niet te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
Het Gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Het oordeel van het Gerecht
Het Gerecht deelt het standpunt van de officier van justitie niet. Het Gerecht stelt voorop dat voor alle zaken waarin het feit bewezen en strafbaar is, wordt beraadslaagd over de vragen of de verdachte strafbaar is en of een straf of maatregel dient te worden opgelegd, op grond van de wet (artikel 394 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba). De beantwoording van die vragen vergt een individuele beoordeling van de zaak.
Datzelfde geldt voor het al dan niet toepassen van het rechterlijk pardon. De rechter zal daarbij steeds de omstandigheden van het concrete geval moeten wegen en waarderen. Anders dan de officier van justitie meent, wordt daarmee geen algemeen oordeel over ‘eenvoudige mishandeling onder verzwarende omstandigheden (in casu: begaan tegen zijn zoon)’ gegeven, laat staan over de innerlijke waarde of billijkheid van de wet. Ook in dit soort zaken, en dus ook in de voorliggende zaak van de verdachte, staat het Gerecht voor de vraag of aan de verdachte een straf dient te worden opgelegd of dat toepassing dient te worden gegeven aan de wettelijke bevoegdheid om te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het Gerecht is daarbij gebonden aan wettelijke voorwaarden. Het rechterlijk pardon wordt in artikel 1:12 Sr geregeld. Artikel 1:12 Sr luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Indien de rechter dit raadzaam acht in verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan, kan hij in het vonnis bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.”
Artikel 1:12 Sr stelt de toepassing van het rechterlijk pardon afhankelijk van I)
de geringe ernst van het feit, II)
de persoonlijkheid van de daderof III)
de omstandigheden waaronder dat feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan, waarbij het Gerecht in ogenschouw neemt dat die voorwaarden welbewust alternatief (en niet: cumulatief) zijn geformuleerd en waarbij derhalve dient te worden beoordeeld of aan één van die voorwaarden wordt voldaan. Meer concreet in zaken als onderhavige: de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan alsmede de omstandigheden die zich na het bewezen verklaarde hebben voorgedaan, kunnen maken dat een rechterlijk pardon raadzaam is te achten.
Bij de toepassing van zijn bevoegdheden, heeft het Gerecht ook acht geslagen op hetgeen de wetgever daarmee heeft beoogd te regelen. De Memorie van Toelichting [1] op artikel 1:12 Sr (rechterlijk pardon) houdt onder meer in:
“Vooropgesteld wordt ook in Aruba het rechterlijk pardon in te voeren. Het nieuwe artikel geeft de bevoegdheid aan de rechter om na een bewezenverklaring af te zien van enige strafoplegging bijvoorbeeld vanwege de geringe ernst van het feit of de persoon van de dader.”
Ter beoordeling van het Gerecht staat derhalve in hoeverre de instrumentaliteit van de bestraffing van het bewezen verklaarde nog een toegevoegde waarde heeft, alsmede in verband met de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en de omstandigheden die zich na het bewezen verklaarde hebben voorgedaan. Daarbij heeft het Gerecht in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het onderhavige geval is
ten eerstevan belang dat de verdachte ter terechtzitting – op geloofwaardige wijze – inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen en in de ernst van de gevolgen daarvoor voor het slachtoffer, zijnde diens minderjarige kind. Ook is de verdachte – volgens het uittreksel justitiële documentatie van 22 september 2021 – sinds het bewezen verklaarde feit (anders dan voor een tweetal verkeersovertredingen) niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie voor soortgelijke feiten.
Het Gerecht heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport (OTS: Afloopbericht) van 27 januari 2021. De reclassering adviseert vrijwillige hulpverlening, ook inhoudende de systeemtherapie bij Directie Sociale Zaken. Het recidiverisico, bij einde OTS, wordt door de reclassering als laag ingeschat.
Ook houdt het Gerecht rekening met de inhoud van de verklaring van mw. [reclasseringsmedewerker] [2] alsmede de ter terechtzitting overgelegde verklaringen van de aangeefster, mw. [moeder van slachtoffer] (zijnde moeder van het slachtoffer), waaruit blijkt dat de kinderen met de vader (de verdachte) sinds het incident alsmede met het feit dat de vader immers zelf het initiatief heeft genomen tot het inschakelen van hulpverlening een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt.
Het Gerecht houdt ook rekening met het feit dat de verdachte op eigen initiatief hulp heeft gezocht bij een psycholoog om begeleid te worden op het gebied van omgang met kinderen, voerde begeleidingsgesprekken bij Respaldo en dat er inmiddels sprake is van een verbeterd gezinsverband en verbeterde relatie tussen vader en zoon. Dit wordt ook bevestigd door - de ter terechtzitting overgelegde - verklaring van aangeefster mw. [moeder van slachtoffer] (zijnde moeder van slachtoffer) en de reeds hierboven aangehaalde verklaring van mw. [reclasseringsmedewerker].
Een
tweedeaspect dat van belang is voor de beoordeling van de vraag of de bestraffing nog een redelijk doel dient, betreft hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De verdachte heeft, onder overlegging van stukken, inzage verschaft in zijn financiële situatie en aangevoerd dat door de getroffen Corona maatregelen, zijn financiële situatie negatief is beïnvloed en dat met de versoepeling van de maatregelen en de toename van het toerisme zijn bedrijf aan een financiële inhaalslag bezig is. Van de zijde van de verdediging zijn voorts feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat een veroordeling, met oplegging van straf, vergaande gevolgen voor verdachtes tourbedrijven en daaraan gerelateerde vergunningen zal hebben nu verdachte, als eigenaar, een VOG nodig heeft voor het verkrijgen van onder meer een chauffeurskaart (zogeheten ‘Pas voor Aruba Ports Authority NV’) en exploitatievergunning of rijvergunning. Bij gebrek aan deze vergunningen zal de voortzetting van zijn bedrijven in gevaar komen. Afgezet tegen de te dienen doelen bij een strafoplegging (waaronder bijzondere preventie), wegen de bijkomende persoonlijke gevolgen indien de bedrijven in financieel zwaar weer komen zwaarder.
Het
derdeaspect dat het Gerecht bij zijn beoordeling betrekt, betreft derhalve ook de mogelijke grote financiële gevolgen en nadelige gevolgen voor de gezinssituatie, waarvan ook het kind deel uitmaakt, indien het Gerecht tot strafoplegging komt. Het Gerecht zal derhalve ook rekening houden met de behoefte van de minderjarige (zijnde verdachtes kind).
Tot slot merkt het Gerecht op dat er ook sprake is van een lange tijdsverloop (van ruim twee jaren) tussen het incident en de berechting ervan.
Gelet op het bovenstaande ziet het Gerecht aanleiding om in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 1:12 Sr en acht het raadzaam te bepalen dat ter zake van het bewezen verklaarde aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. De enkele schuldigverklaring is naar het oordeel van het Gerecht een voldoende terechtwijzing en gaat ervan uit dat de verdachte hieruit voldoendelering heeft getrokken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op het artikel 1:12 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
heft op het geschorste bevel van voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 20 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
De zittingsgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting bij artikel 1:12 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2.Het reclasseringsrapport (OTS: Afloopbericht) van 27 januari 2021, pagina 2.