ECLI:NL:OGEAA:2021:651

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102907
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning voor Venezolaanse en Colombiaanse nationaliteit

Op 3 november 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een herhaald verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De verzoeker, van Venezolaanse en Colombiaanse nationaliteit, had eerder een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf ingediend, welke was afgewezen door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Na bezwaar en een eerdere afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening, diende verzoeker opnieuw een verzoek in. Tijdens de zitting op 20 oktober 2021 werd het herhaald verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J.C. Odor, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen.

De voorzieningenrechter overwoog dat een herhaald verzoek alleen kan worden toegewezen bij ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak of bij belangrijke wijzigingen in de feiten. De rechter concludeerde dat verzoeker niet met nieuwe feiten kwam en dat zijn onbekendheid met het bevel tot uitzetting geen nieuw feit was dat een herbeoordeling rechtvaardigde. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoeker nooit bezwaar had gemaakt tegen het bevel tot uitzetting, ondanks dat hij dit had kunnen doen. Bovendien was er nog steeds sprake van een risico voor de openbare orde, aangezien verzoeker nog steeds als verdachte werd aangemerkt.

Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en vond plaats in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 3 november 2021
Lar nr. AUA202102907

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse en Colombiaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 2 augustus 2021 heeft verweerder de eerste aanvraag van verzoeker om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel gezinshereniging afgewezen (bestreden beschikking).
Daartegen heeft verzoeker op 11 augustus 2021 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Op 19 augustus 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend (eerdere verzoek).
Bij uitspraak van dit gerecht van 29 september 2021 (Lar nr. AUA202102289) heeft de voorzieningenrechter het eerdere verzoek afgewezen (eerdere uitspraak).
Op 1 oktober 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht weer een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend (herhaald verzoek).
Het herhaald verzoek is behandeld ter zitting van 20 oktober 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel, als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
standpunten van partijen
2.1
Verzoeker betoogt dat sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak en/of van nieuw gebleken feiten. Hij is pas tijdens de behandeling van het eerdere verzoek te weten gekomen dat tegen hem het bevel tot uitzetting van 30 juli 2021 (bevel tot uitzetting) is uitgevaardigd. Verzoeker heeft ervoor gekozen om niet in bezwaar te gaan tegen het bevel tot uitzetting, omdat de bezwaartermijn al was verstreken en, net zoals bij asielprocedures, de bezwaren daartegen in deze procedure behandeld dienen te worden. Verder is in de eerdere uitspraak ten onrechte geen rekening mee gehouden dat hij geen risico (meer) is voor de openbare orde. Zijn voorlopige hechtenis is op 30 juli 2021 opgeheven. Hij is niet als dader van een delict aan te merken, zodat er geen grond (meer) is voor afwijzing van zijn aanvraag. Hij is getrouwd met een niet vergunningsplichtige en moet de beslissing op bezwaar op Aruba kunnen afwachten, aldus verzoeker.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is onvolkomenheden dan wel van nieuwe feiten of omstandigheden. Al tijdens de behandeling van het eerdere verzoek heeft verzoeker betoogd dat hij niet bekend was met het bevel tot uitzetting. Verder geldt op grond van jurisprudentie dat verzoeker zo spoedig als redelijkerwijs van hem verlangd kon worden een bezwaarschrift tegen het bevel tot uitzetting had kunnen indienen, maar heeft ervoor gekozen om dit niet te doen. Bij hem speelt een openbare orde kwestie, nu hij nog steeds verdachte is van het plegen van een strafbaar feit. Verweerder concludeert daarom tot afwijzing van het herhaald verzoek.
beoordeling
3.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat bij uitspraak van 29 september 2021 (Lar nr. AUA202102289) al een beslissing is genomen op het verzoek van verzoeker tot schorsing van de bestreden beschikking. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening komt alleen voor toewijzing in aanmerking als sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter of van een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden.
3.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verzoeker aangehaalde onbekendheid met het bevel tot uitzetting geen nieuw gebleken feit is die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker desgevraagd kenbaar heeft gemaakt dat hij dit punt al tijdens de behandeling van het eerdere verzoek naar voren heeft gebracht, zodat bij de eerdere uitspraak al rekening hiermee is gehouden.
3.3
Ook ten aanzien van het oordeel dat hetgeen verzoeker in die voorlopige voorzieningsprocedure heeft verzocht zodanig verstrekkend is dat dat het kader van die procedure te buiten is gegaan, is niet gebleken van ernstige onvolkomenheid. Verzoeker heeft nooit bezwaar gemaakt tegen het bevel tot uitzetting, ondanks dat hij op grond van vaste jurisprudentie dat binnen twee weken nadat hij daarmee bekend is geworden had kunnen doen. Anders dan verzoeker meent had hij, gelet op zijn verzoek, in het kader van een tegen dat bevel gericht bezwaar een voorlopige voorziening dienen te verzoeken, maar dat heeft hij nagelaten.
3.4
Voorts is de voorzieningsrechter van oordeel dat in het geval van verzoeker nog steeds sprake is van ‘risico voor de openbare orde’. Dat zijn voorlopige hechtenis op 30 juli 2021 is opgeheven betekent niet automatisch dat de verdenking tegen hem is komen te vervallen. Uit niets blijkt dat verzoeker niet langer door het openbaar ministerie als verdachte van het plegen van een strafbaar feit wordt aangemerkt. Ook op dit onderdeel bevat de eerdere uitspraak geen ernstige onvolkomenheid.
4. Het verzoek wordt gelet hierop afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.