ECLI:NL:OGEAA:2021:654

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA201802772
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunningvoorwaarden voor gebruik stranden door Aruba Beach Club

In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Aruba Beach Club, gevestigd in Aruba, beroep ingesteld tegen de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Het beroep betreft de 'Voorwaarden Vergunning Hotels/Resorts inzake gebruik stranden (strandstoelen)', die door de minister aan de vereniging zijn toegezonden. De appellante heeft op 4 september 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De minister heeft op 24 juni 2019 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op zittingen op 13 mei en 16 september 2019, waarbij partijen aanwezig waren. Na een periode van aanhouding heeft het gerecht op 17 mei 2021 aan appellante laten weten dat uitspraak zou volgen.

Het gerecht heeft overwogen dat volgens artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) een beschikking een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan is. Het gerecht heeft vastgesteld dat de door appellante bestreden vergunningvoorwaarden niet zijn gegeven in heroverweging van enige beschikking waarvan bezwaar kan worden gemaakt. Hierdoor is het gerecht van oordeel dat het onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep van appellante. De beslissing van het gerecht is dat het zich onbevoegd verklaart en de griffier opdraagt het beroepschrift door te zenden naar de minister ter behandeling als bezwaarschrift. Tevens zijn er instructies gegeven voor het indienen van een hoger beroep, inclusief het verschuldigde griffierecht van Afl. 75.

Uitspraak

Uitspraak van 18 oktober 2021
AUA201802772 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de coöperatieve vereniging
ARUBA BEACH CLUB,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. WIX,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. A.C. Balentina en ir. R.M. Maduro (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij faxbericht van 22 augustus 2018 heeft verweerder appellante toegezonden de “Voorwaarden Vergunning Hotels/Resorts inzake gebruik stranden (strandstoelen)”.
Daartegen heeft appellante op 4 september 2018 bij dit gerecht beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 24 juni 2019 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei en op 16 september 2019, waar partijen zijn verschenen.
De zaak is nadien op verzoek van appellante aangehouden. Nadat appellante te kennen heeft gegeven de zaak te willen voortzetten, heeft het gerecht aan haar ter zitting van 17 mei 2021 te kennen gegeven dat uitspraak zal worden gedaan.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, kan degene die rechtsreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
2. Voorop wordt gesteld dat tegen de door appellante bestreden vergunningvoorwaarden bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld (uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 27 oktober 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:239). Het gerecht ziet zich evenwel voor de vraag gesteld of de door appellante bestreden vergunningvoorwaarden een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Lar behelzen en daarmee of daartegen beroep op het gerecht openstaat. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend, nu de door appellante bestreden vergunningvoorwaarden niet zijn gegeven in heroverweging van enige beschikking waarvan bezwaar. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat tegen de door appellante bestreden vergunningvoorwaarden geen beroep openstaat, zodat het gerecht onbevoegd is van het daartegen door appellante ingestelde beroep kennis te nemen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep;
- draagt de griffier op het beroepschrift door te zenden naar verweerder ter behandeling als
bezwaarschrift.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.