ECLI:NL:OGEAA:2021:668

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
AUA202103233
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van uitzetting op basis van de Landsverordening administratieve rechtspraak

Op 8 december 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, verblijvend in Aruba, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek was gericht tegen een bevelschrift tot uitzetting dat op 19 oktober 2021 door de Minister van Justitie was afgegeven. Verzoekster was op 15 februari 2019 als toerist Aruba binnengekomen en had sindsdien geen geldige verblijfstitel meer. De Minister had eerder een aanvraag van verzoekster voor een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen, waarop verzoekster bezwaar had gemaakt. Na de aanhouding van verzoekster door de politie, werd het bevel tot uitzetting opgelegd.

Tijdens de zitting op 24 november 2021 heeft verzoekster aangevoerd dat zij een asielwens had geuit en dat zij niet kon worden uitgezet totdat op haar asielaanvraag was beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en dat de Minister bevoegd was om de uitzetting te bevelen. De rechter heeft echter ook erkend dat het vluchtelingenrechtelijke verbod op refoulement van toepassing is, wat betekent dat verzoekster niet kan worden uitgezet voordat haar asielaanvraag is behandeld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot schorsing van de uitzetting afgewezen, omdat de belangen van verzoekster niet zodanig spoedeisend waren dat de verzochte voorziening moest worden getroffen. De rechter heeft benadrukt dat de Minister de asielaanvraag van verzoekster moet respecteren en dat de uitzetting niet zal plaatsvinden voordat daarover een beslissing is genomen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 8 december 2021
Lar nr. AUA202103233

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen en dhr. S. Orman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van19 oktober 2021 (de bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster op 3 november 2021 bezwaar gemaakt.
Op 4 november 2021 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 november 2021, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Verweerder heeft op 26 november 2021, op verzoek van de voorzieningenrechter, nadere stukken ingediend. Verzoekster heeft bij email van 26 november 2021 hierop gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Voor zover hier van belang kan, ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, indien krachtens deze landsverordening een bezwaarschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder sub d van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen, die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere noodzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
De feiten
2.1
Verzoekster is Aruba op 15 februari 2019 als toerist binnengekomen, en heeft Aruba hierna niet verlaten.
2.2
Bij beschikking van 23 november 2020 heeft de minister van Integratie verzoekster eerste aanvraag om verlening vaneen vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel huishoudelijk personeel, afgewezen.
2.3
Daartegen heeft verzoekster op 31 december 2020 bezwaar gemaakt.
2.4
Verzoekster is op 19 oktober 2021 door de politie aangehouden en overgebracht naar de afdeling vreemdelingentoezicht van Guarda Nos Costa.
2.5
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
2.6
Bij bevelschrift van diezelfde datum is ook aan verzoekster een meldplicht opgelegd.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder onder meer ten grondslag gelegd dat verzoekster sinds 15 februari 2019 zonder een geldige verblijfstitel alhier verblijft, dat haar illegale verblijf niet behoeft te worden gedoogd, en dat er geen grond is om verzoekster nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van het bevel tot uitzetting. Aan dat verzoek heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat zij bij het horen een asielwens heeft geuit, en zij, totdat op de aldus in te dienen aanvraag is beslist ingevolge het Vluchtelingenverdrag niet kan worden uitgezet. Ter zitting heeft verzoekster nog betoogd dat de bestreden beschikking een mandaatgebrek kent.
De beoordeling
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
5.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat nu verzoekster na het verlopen van de geldigheidsduur van haar toeristische verblijf zonder geldige verblijfstitel alhier is aangetroffen, zich de in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu vermelde grond voor verwijdering voordoet. Dit betekent dat verweerder bevoegd is verzoekster uit te zetten. Dat de bestreden beschikking onbevoegd is genomen, zoals door verzoeker wordt gesteld en door verweerder is weersproken, omdat het desbetreffende mandaatbesluit niet is gepubliceerd, brengt niet met zich dat op voorhand moet worden aangenomen dat de bevolen uitzetting in bezwaar geen stand zal houden, nu, indien al sprake is van een mandaatgebrek, dit zich leent voor herstel in de bezwaarprocedure, onder meer door bekrachtiging zijdens verweerder.
5.2
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd bevestigd dat aan verzoekster, gegeven de door haar geuite asielwens, alsnog de mogelijkheid dient te worden geboden om haar asielaanvraag conform de voorgeschreven procedure in te dienen. Het vluchtelingenrechtelijke verbod op refoulement, dat inhoudt dat een persoon niet teruggezonden mag worden naar een land waar hij of zij vervolging vreest, vereist ook in het geval van verzoekster, dat de uitzetting niet wordt geeffectueerd, voordat op haar aldus in te dienen asielaanvraag is beslist. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dit verbod te respecteren en niet tot uitzetting over te gaan voordat de minister van Integratie op de asielaanvraag van verzoekster heeft beslist. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat de door verzoekster gestelde belangen zodanig spoedeisend zijn, dat de verzochte voorziening dient te worden getroffen.
6. Het verzoek zal worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.