ECLI:NL:OGEAA:2021:674

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AUA202103184
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift tegen afwijzing verklaring omtrent gedrag op basis van strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zich richtte tegen een beschikking van 11 oktober 2021. De klager had verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, welke was afgewezen door de aangewezen ambtenaar. De klager had het klaagschrift op 29 oktober 2021 ingediend, maar het gerecht oordeelde dat dit niet tijdig was, aangezien de termijn van veertien dagen na ontvangst van de beschikking was overschreden. De klager had aangegeven dat hij zijn klaagschrift door een derde had laten nalezen, maar deze omstandigheid werd niet als reden voor ontvankelijkheid geaccepteerd.

Het gerecht heeft vervolgens de inhoudelijke bezwaren tegen de klager beoordeeld. De aangewezen ambtenaar had geweigerd de verklaring omtrent het gedrag af te geven op basis van een recente veroordeling van de klager voor ontucht met een minderjarige, waarbij de klager was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met een proeftijd van twee jaar. Het gerecht oordeelde dat de aard en ernst van het delict, evenals de recente veroordeling, voldoende grond vormden voor de afwijzing van het verzoek om de verklaring omtrent het gedrag. De rechter concludeerde dat de aangewezen ambtenaar op goede gronden had gehandeld en verklaarde het klaagschrift niet-ontvankelijk. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Beschikking van 15 december 2021
VOG nr. AUA202103184

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 11 oktober 2021 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.W. Klamer.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 11 oktober 2021 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 29 oktober 2021 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 24 november 2021, waar klager en verweerder zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de LVOG kan de betrokkene binnen veertien dagen na ontvangst van de mededeling, daartegen een klaagschrift indienen ter griffie van het gerecht in eerste aanleg.
2. De bestreden beschikking is gedagtekend 11 oktober 2021 en is op dezelfde dag door klager ontvangen. Uit het voorgaande volgt dat klager tot 25 oktober 2021 de tijd had om een klaagschrift hiertegen in te dienen. Het klaagschrift is op 29 oktober 2021 ingediend en is derhalve niet tijdig ingediend. Klager heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat hij zijn klaagschrift voor indiening heeft laten lezen door een derde om het Nederlands na te kijken, en dat dat enige tijd heeft geduurd. Deze omstandigheid komt echter voor rekening en risico van klager, en is dan ook geen reden om niet-ontvankelijkverklaring van het klaagschrift achterwege te laten.
3.1
Het gerecht ziet desondanks aanleiding om ten overvloede als volgt te overwegen.
3.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ter verkrijging van een pas om het terrein van het Water- en Energiebedrijf (W.E.B.) te mogen betreden. Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij een recent onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 21 augustus 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met een proeftijd van twee jaar wegens ontucht met een minderjarige. De aard van het strafbare feit vormt volgens verweerder, gelet op het doel waarvoor afgifte is verzocht, zodanige bezwaren dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moet worden geweigerd.
3.3
Het gerecht is, in aanmerking genomen de recente veroordeling van klager voor het plegen van ontucht met een minderjarige, alsmede de aard en ernst van dit delict, van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager gelet op het doel waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de veroordeling van klager zeer recent is, er sprake is van een ernstig strafbaar feit en de proeftijd nog niet is verstreken.
4. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het klaagschrift niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op
15 december 2021.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).