ECLI:NL:OGEAA:2021:8

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
AUA202002102
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurcommissiezaak met ongegrond beroep van appellante

In deze huurcommissiezaak heeft appellante, een huiseigenaar in Aruba, beroep ingesteld tegen een beschikking van de huurcommissie. De huurcommissie had bepaald dat de geïntimeerde, de huurder, een huurachterstand moest inlopen door maandelijks een bedrag te betalen. Appellante verzocht de rechter om de beschikking te vernietigen en het bedrag aan verschuldigde huurpenningen te verhogen. De procedure begon met een beroepschrift dat op 31 augustus 2020 werd ingediend, na ontvangst van de beschikking op 20 augustus 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2020, waarbij beide partijen in persoon verschenen.

De rechter oordeelde dat het beroep tijdig was ingesteld, maar dat appellante geen belang meer had bij de vernietiging van de beschikking, aangezien de huurder het gehuurde per 1 oktober 2020 had verlaten. Appellante wilde de beschikking wijzigen om een hoger bedrag aan huurachterstand te kunnen innen, maar de rechter stelde vast dat de uitspraak geen titel opleverde voor betaling door de huurder. Daarom werd het beroep van appellante ongegrond verklaard en werd zij veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot omdat de huurder zonder professionele rechtshulp had geprocedeerd.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 19 januari 2021, en de beschikking werd in het openbaar uitgesproken. De zaak betreft civiel recht en is geregistreerd onder zaaknummer AUA202002102.

Uitspraak

Beschikking van 19 januari 2021
Behorend bij E.J. no. AUA202002102
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam appellante],
wonende in Aruba, te [adres],
appellante,
hierna ook te noemen: [appellante],
procederend in persoon,
tegen:
[Naam geïntimeerde],
wonende in Aruba, te [adres] appartement nr. 1,
geïntimeerde,
hierna ook te noemen: [geïntimeerde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingediend op 31 augustus 2020;
- de contramemorie, ingediend op 27 oktober 2020.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 8 december 2020. Partijen zijn in persoon ter zitting verschenen. [Appellante] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op de contramemorie. [Geïntimeerde] heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te reageren op die reactie van [appellante].
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.HET BEROEP

2.1
Op enig moment hebben partijen een huurovereenkomst gesloten krachtens welke [geïntimeerde] het in Aruba te [adres] gelegen aan [appellante] toebehorende appartement nr. 1 (hierna: het gehuurde) heeft gehuurd van [appellante]. Bij beschikking van de huurcommissie van 14 augustus 2020, met kenmerk DHC/HOP/098/20 (hierna: de beschikking), is besloten dat [geïntimeerde] ingaande 1 september 2020 maandelijks een bedrag gelijk aan één maand vastgestelde huurprijs, vermeerderd met een bedrag van Afl. 250,- moet betalen, teneinde de door die commissie vastgestelde huurachterstand in te lopen, bij gebrek waarvan aan [appellante] toestemming wordt verleend om de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde op te zeggen met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand, aanvangende de eerste dag van de maand volgende op die waarin [geïntimeerde] niet aan bovengenoemde verplichting voldaan heeft.
2.2 [
Appellante] heeft op 31 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de beschikking bij de griffie van dit Gerecht. [Appellante] verzoekt het Gerecht (naar het Gerecht begrijpt) om de beschikking partieel te vernietigen en het opgenomen bedrag aan verschuldigde huurpenningen te wijzigen, in die zin dat het bedrag aan verschuldigde huurpenningen “Afl. 3.132,31” bedraagt in plaats van het door de huurcommissie vastgestelde bedrag ad

Afl. 2.250,-”, kosten rechtens.
2.3 [
Geïntimeerde] voert verweer en concludeert dat [appellante] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep, althans tot ongegrondverklaring daarvan.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van de Huurcommissieverordening, in verbinding met het vierde lid van artikel 12 daarvan, staat zowel voor [appellante] als verhuurster als voor [geïntimeerde] als huurder gedurende veertien dagen na de dagtekening van de mededeling van de beschikking beroep open bij de rechter in eerste aanleg.
3.2 [
Appellante] heeft onbestreden gesteld dat zij de beschikking eerst op 20 augustus 2020 heeft ontvangen, toen zij naar de Huurcommissie is gegaan ter verkrijging van een afschrift daarvan. Het beroepschrift is vervolgens op 31 augustus 2020 ingediend. Gelet op het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat het beroep tegen de op 14 augustus 2020 gedagtekende beschikking tijdig is ingesteld. Aldus is [appellante] in zoverre ontvankelijk in haar beroep, terwijl er geen overige gronden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat [appellante] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep.
3.3
Vast staat dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst heeft opgezegd en het gehuurde per 1 oktober 2020 heeft verlaten. Dat brengt mee dat [appellante] geen belang heeft bij haar beroep om de beschikking van de Huurcommissie te vernietigen. Daar komt bij dat [appellante] ter zitting heeft verklaard dat zij de beschikking ter zake van het daarin vermelde bedrag aan huurachterstand gewijzigd wil zien in voormeld bedrag, zodat zij dat hogere bedrag met de beschikking in de hand kan gaan innen bij [geïntimeerde]. De in deze procedure te geven uitspraak noch de beschikking leveren echter een titel op jegens [geïntimeerde] tot betaling van een geldsom aan [appellante]. Ook in zoverre heeft [appellante] naar het oordeel van het Gerecht geen belang bij haar beroep. [Appellante] kan, zo zij dat wil, een procedure starten ex artikel 862 van het Wetboek van Rechtsvordering van Aruba waarin zij een tegen [geïntimeerde] uit te vaardigen betalingsbevel kan vorderen ter zake van de door haar gestelde bedrag ad Afl. 3.132,31 aan achterstallige huurpenningen.
3.4
Het voorgaande brengt mee dat het beroep van [appellante] ongegrond zal worden verklaard en dat alle overige stellingen van partijen onbesproken kunnen blijven.
3.5 [
appellante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [geïntimeerde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat [geïntimeerde] in deze procedure in persoon procedeerde en geen door het Hof toegelaten professionele rechtshulpverlener als gemachtigde heeft gesteld.
4. DE BESLISSING
Het Gerecht:
- verklaart het beroep van [appellante] ongegrond;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van
[geïntimeerde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 19 januari 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AUA202002102
Inhoudsindicatie: EJ. Huurcommissiezaak. Beroep ongegrond.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: