In deze zaak heeft eiser, betrokken bij een verkeersongeval op 4 september 2020, een kort geding aangespannen tegen gedaagde om betaling van een voorschot op de geleden schade. Eiser heeft schade geleden door een aanrijding met een Jeep Wrangler, bestuurd door gedaagde. Eiser vordert een bedrag van Afl. 15.975,55, subsidiair Afl. 10.845,41, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. Gedaagde heeft eerder een bedrag van Afl. 29.442,71 aan eiser voldaan, maar heeft geweigerd het resterende bedrag te betalen. Eiser stelt dat de schade bestaat uit diverse kostenposten, waaronder schade aan zijn auto, huurkosten voor een vervangende auto, en kosten voor een gehoorapparaat.
Tijdens de procedure heeft gedaagde verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat eiser geen spoedeisend belang heeft en dat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering, gezien de reeds ingetreden schade en de kosten die eiser heeft gemaakt. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de schade door eiser voldoende is onderbouwd en dat gedaagde zich als debiteur heeft verbonden om het vastgestelde schadebedrag aan eiser te voldoen.
Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van Afl. 15.975,55, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken door rechter J.J. Verhoeven op 12 maart 2021.