ECLI:NL:OGEAA:2022:109

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AUA202103486
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie in de zaak tussen vader en moeder betreffende hun minderjarige kind

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 april 2022 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J. Hart, heeft verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op Afl. 150,- per maand. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.M. Wildeman, woont in Curaçao en heeft de alimentatieplicht voor hun minderjarige kind, geboren in 2009, die momenteel 12 jaar oud is en Mavo school volgt.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 november 2021 werd ingediend, gevolgd door financiële stukken van de moeder op 15 februari 2022 en pleitnota's op 8 maart 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren beide partijen aanwezig via videoverbinding. De vader heeft aangevoerd dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een verhoging van de alimentatie rechtvaardigen, met name door extra kosten voor bijles en transport.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de huidige alimentatie niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven, zoals vastgelegd in artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De rechter heeft geoordeeld dat de alimentatie moet worden verhoogd tot Afl. 290,- per maand, met ingang van 1 april 2022. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 19 april 2022
behorend bij EJ AUA202103486
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
en
[Naam verweerster],
wonende in Curacao,
VERWEERSTER, hierna te noemen de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Wildeman.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 23 november 2021;
  • de financiële stukken zijdens de moeder, ingediend op 15 februari 2022;
  • de pleitnota’s van partijen overlegd op 8 maart 2022;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 8 maart 2022, waar zijn verschenen de vader bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder bijgestaan door haar gemachtigde via videoverbinding.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2009 in Aruba geboren uit het huwelijk tussen de vader en de moeder.
2.2
Bij beschikkingen van dit gerecht van 19 januari 2015 en 23 februari 2015 (EJ nr. 2239 van 2014), is bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader is en dat de moeder met Afl. 150,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van bovengenoemde beschikking van 13 april 2015 in die zin dat het door de moeder te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verhoogd tot Afl. 450,- per maand ingaande 1 januari 2022. Daartoe wordt aangevoerd dat er sprake is van gewijzigd omstandigheden die met zich meebrengen dat de beschikking niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De minderjarige is inmiddels 12 jaar oud en volgt Mavo school.
3.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht jegens de kinderen dient de onderhoudsplichtige zich voorts te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
3.4
Voorts neemt het gerecht het volgende in aanmerking. De vader heeft gesteld dat er nu bijzondere kosten erbij zijn gekomen voor de minderjarige, namelijk bijles en transportkosten.
3.5
Het gerecht stelt dan ook vast dat die alimentatiebeschikking inmiddels is achterhaald en niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
3.6
Het gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.
Kosten van verzorging en opvoeding
3.7
De wijziging van omstandigheden vindt zijn grondslag in de bijzondere kosten. De bijzondere kosten, waarvan gesteld noch gebleken is dat deze kosten in de eerdere alimentatiebeschikking waren inbegrepen, worden bepaald op transportkosten ad Afl. 175,- per maand en bijles ad Afl. 100,- per maand, voor een totaalbedrag van Afl. 275,-.
3.8
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Naf. 2.692,-. De moeder stelt dat zij een tijdelijke baan heeft van 6 maanden bij Sandals, en dat zij daarna geen zekerheid heeft tot een inkomen.
Het uitgangspunt is echter dat bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige ook rekening wordt gehouden met diens verdiencapaciteit. Gelet op haar functie, wordt de vrouw geacht een inkomen te kunnen verwerven gelijk aan Naf. 2.700,-. Dat haar echtgenoot nu geen baan heeft moet niet ten nadele komen van de te betalen kinderalimentatie.
3.9
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.800,-.
3.1
Nu de moeder meer inkomen dan tijdens de procedure in 2015 en beide ouders geacht worden ongeveer hetzelfde verdiencapaciteit te hebben, bepaalt het gerecht dat iedere ouder voor de helft draagplichtig is voor de bijzondere kosten van de minderjarige. Dit betekent dat de door de moeder te betalen kinderalimentatie zal worden bepaald op (150+137,50=) Afl. 290,- afgerond per maand. De ingangsdatum daarvan wordt bepaald op de eerste van de maand na de datum van de mondelinge behandeling van deze zaak, aldus per 1 april 2022.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 13 april 2015 (EJ-2239/2014) in dier voege dat de bijdrage van moeder [verzoeker] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige naam [minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2009 in Aruba, met ingang van 1 april 2022 wordt bepaald op Afl. 200,- per maand,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte,
Aldus gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 19 april 2022 in aanwezigheid van de griffier.