ECLI:NL:OGEAA:2022:142

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
AUA202102280
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake openbaarmaking documenten op basis van afwijkende handtekeningen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 februari 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De minister had verzocht om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening Openbaarheid van Bestuur (LOB). Het verzoek was eerder afgewezen door verweerder, waarop de minister bezwaar had gemaakt en vervolgens beroep had ingesteld. Tijdens de zitting op 25 oktober 2021 was de minister niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. Het gerecht heeft het onderzoek heropend en de minister in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen, maar de minister heeft aangegeven dat hij zich niet in Aruba bevindt en geen gelegaliseerde handtekening kan overleggen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de handtekening op de machtiging van de minister afwijkt van die op zijn paspoort en dat er in eerdere procedures ook al afwijkende handtekeningen waren overgelegd. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht geoordeeld dat de machtiging niet toereikend is en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak van 7 februari 2022
Lar nr. AUA202102280

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

verblijvend in Venezuela,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M. Hassell,
gericht tegen:

de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 januari 2021 heeft verweerder het verzoek van appellant om openbaarmaking van documenten ingevolge de Landsverordening Openbaarheid van Bestuur (LOB), afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 6 april 2021 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 13 augustus 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting op 25 oktober 2021, alwaar is verschenen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft het gerecht het onderzoek heropend.
Bij e-mailbericht van 3 november 2021 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen.
Appellant heeft op 3 november 2021 per e-mailbericht daarop een reactie gegeven.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Lar, bevat het beroepschrift ten minste een ondertekening door of namens de indiener.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien de indiening geschiedt door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, tevens de machtiging overgelegd.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroepschrift, de indiener binnen een week na de ontvangst daarvan in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
Ingevolge het tweede lid, kan, indien het verzuim niet of niet volledig wordt hersteld, het beroepschrift uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.1
Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 1 is overwogen, dient ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar, indien het beroepschrift is ondertekend door een gemachtigde, die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, bij de indiening daarvan tevens een machtiging te worden overgelegd. Het gerecht voert het beleid dat, ter vaststelling of een beroepschrift namens de indiener is ondertekend als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Lar, de handtekening van de indiener op de machtiging wordt vergeleken met die in zijn paspoort. Indien de overgelegde machtiging aanleiding geeft tot twijfel, dient een gelegaliseerde handtekening te worden overgelegd, tenzij betrokkene in persoon ter zitting verschijnt.
2.2
In dit geval is het beroepschrift ondertekend door de gemachtigde voornoemd. Deze gemachtigde is niet als advocaat ingeschreven bij het Hof, zodat ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar, tevens een machtiging dient te worden overgelegd. Bij de indiening van het beroepschrift is een machtiging en een kopie van het paspoort van appellant overgelegd. Naar aanleiding van de verschillen tussen de handtekening op het paspoort en die op de overgelegde machtiging is bij het gerecht twijfel ontstaan. Om die reden heeft het gerecht aanleiding gezien appellant te verzoeken om overlegging van een gelegaliseerde handtekening. Opgemerkt zij hierbij dat de uitzetting van appellant reeds is geëffectueerd en zijdens de gemachtigde te kennen is gegeven dat deze zich thans niet in Aruba bevindt.
2.3
Het gerecht heeft de gemachtigde voornoemd bij e-mailbericht van 3 november 2021 in de gelegenheid gesteld om dat verzuim te herstellen, waarbij te kennen is gegeven dat indien dit verzuim niet binnen een bepaalde termijn is hersteld, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Bij e-mailbericht van dezelfde dag heeft de gemachtigde te kennen gegeven dat van deze gelegenheid geen gebruik zal worden gemaakt, omdat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 1 december 2021 in zaak nr. AUA2021H00139 aan de hand van de in deze procedure eveneens overgelegde machtiging die machtiging toereikend heeft geacht, en dat appellant zich niet in Aruba bevindt, zodat het niet mogelijk is zijn handtekening bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken te laten legaliseren.
2.4
Naar het oordeel van het gerecht geeft het aldus aangevoerde geen grond voor het oordeel dat ondanks dat geen gelegaliseerde handtekening is overgelegd, nietontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te worden gelaten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in elke procedure dient te worden beoordeeld of de overgelegde machtiging toereikend is. Het is in dat verband dat het gerecht thans heeft vastgesteld dat de handtekening op de in deze procedure overgelegde machtiging van 14 mei 2021 en die op het paspoort van appellant van elkaar verschillen. Dit klemt temeer, nu de handtekening op voormelde machtiging ook verschilt van de handtekeningen op de machtigingen van 31 januari 2020 en van 7 augustus 2020, die de gemachtigde heeft overgelegd in een procedure die heeft geleid tot de uitspraak van het gerecht van heden in zaak nr. AUA202100318. Het is onder deze specifieke omstandigheden, in het bijzonder de omstandigheid dat appellant in diverse procedures machtigingen heeft overgelegd, met daarop steeds afwijkende handtekeningen, die bovendien sterk afwijken van die op zijn paspoort, dat het gerecht de machtiging van 14 mei 2021, zonder dat daarbij een gelegaliseerde handtekening is overgelegd, niet toereikend acht.
3. Het vorenoverwogene in aanmerking genomen, zal het gerecht, lettend op artikel 31 van de Lar, het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 7 februari 2022in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.