ECLI:NL:OGEAA:2022:164

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
AR AUA202100256
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en contractuele boete tussen verkoper en koper

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen een verkoper en een koper over een koopovereenkomst die op 13 februari 2020 is gesloten. De verkoper, vertegenwoordigd door mr. R.C. Samuels, vordert betaling van een contractuele boete van Afl. 110.000,00 van de koper, die niet tijdig een aanbetaling heeft gedaan. De koper, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, voert verweer en stelt dat er geen wilsovereenstemming is bereikt, omdat hij de Engelse taal niet beheerst en dacht dat hij een 'letter of intent' ondertekende.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de koper niet in staat was de inhoud van de koopovereenkomst volledig te begrijpen en dat de verkoper onvoldoende heeft aangetoond dat de koper op de hoogte was van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. De rechter heeft daarom besloten dat er een comparitie van partijen moet plaatsvinden om meer informatie te verkrijgen over de onderhandelingen en de communicatie tussen partijen. De beslissing over de vordering van de verkoper is aangehouden totdat er meer duidelijkheid is verkregen over de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen.

De uitspraak is gedaan op 25 mei 2022, waarbij het Gerecht heeft gelast dat partijen in persoon aanwezig moeten zijn bij de comparitie, vergezeld van een professionele tolk. De partijen zijn ook verplicht om hun verhinderdata op te geven voor de maanden augustus tot en met oktober 2022.

Uitspraak

Vonnis van 25 mei 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202100256
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. R.C. Samuels,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. G. de Hoogd.
1.
DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift,
-de conclusie van antwoord,
-de conclusie van repliek
-de conclusie van dupliek.
1.2. Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1.
Tussen [eiser] als verkoper en [gedaagde] als koper is op 13 februari 2020 een schriftelijke koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan Noord 40 in Aruba. De koopprijs is daarin bepaald op Afl. 1.100.000,00.
2.2.
De schriftelijke koopovereenkomst betreft een in de Engelse taal opgesteld contract afkomstig van Aruba Happy Realty. Daarin zijn standaard bedingen opgenomen, waaronder een bepaling over de betaling van een ‘security deposit’ van Afl. 110.000,00 te voldoen binnen tien dagen na ondertekening van het contract. Ook voorziet het contract in een bepaling dat bij ‘Dissolution based on default’ de ‘defaulting party’ aan de andere partij een boete verschuldigd is van Afl.110.000.00.
2.3.
In een in de Nederlandse taal gestelde ‘Overeenkomst aankoop inventaris/inboedel Noord 40’ zijn partijen op 17 februari 2020 overeengekomen dat [eiser] voor een bedrag van Afl.100.000,00 inventarisgoederen verkoopt aan [gedaagde], vermeld op een aan deze overeenkomst gehechte lijst genaamd
‘Addendum purchase agreement Noord 40’.
2.4. [
gedaagde] heeft niet binnen tien dagen na 13 februari 2020 Afl.110.000,00 aan [eiser] betaald.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 25 augustus 2020 de koopovereenkomst ontbonden. Daarbij is aanspraak gemaakt op de contractuele boete van Afl.110.000,00 en is [gedaagde] gesommeerd om dit bedrag uiterlijk voor 31 augustus 2020 te betalen.

3.HET GESCHIL

3.1. [
eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van Afl.110.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover gerekend vanaf 25 augustus 2020 tot de dag van algehele betaling, met veroordeling van [gedaagde] tevens in de proceskosten.
3.2. [
eiser] legt aan zijn vordering de vaststaande feiten ten grondslag. Daaruit volgt volgens hem dat [gedaagde] de in de koopovereenkomst vermelde contractuele boete is verschuldigd.
3.3 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Op de inhoud van het verweer zal hierna, waar nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1. [
gedaagde] erkent dat hij met [eiser] heeft gesproken over het eventueel kopen van de onroerende zaak en de inboedel. Hij stelt dat [eiser] hem voorhield dat er meer kapers op de kust waren, zodat het nodig was een ‘letter of intent’ te tekenen en [gedaagde] de voorgenomen koop met zijn vrouw kon bespreken terwijl [eiser] ondertussen niet zou overgaan tot verkoop aan een derde. Daartoe heeft [eiser] hem meegenomen naar het kantoor van zijn makelaar waar hij hem een overeenkomst in de Engelse taal heeft laten ondertekenen. Deze taal beheerst hij niet. [gedaagde] stelt dat hij bij het tekenen van de overeenkomst er vanuit is gegaan dat dit de met hem besproken ‘letter of intent’ was.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] komt er daarmee op neer dat er nog geen wilsovereenstemming is bereikt tussen partijen over de koop van de onroerende zaak.
4.3.
Het Gerecht heeft behoefte aan nadere informatie van partijen en zal daarom een inlichtingencomparitie gelasten. Voorlopig gaat het Gerecht er vanuit dat [gedaagde] niet een in de internationale handel ervaren partij is, op wie daarom een onderzoeksplicht rustte ten aanzien van de inhoud van de in de Engelse taal gestelde koopovereenkomst. Dat [gedaagde] deel zou uitmaken van een ‘zeer bekwame zakenfamilie’ is zonder verdere toelichting, die ontbreekt, daarvoor onvoldoende. Evenmin hoeft de betrokkenheid van [gedaagde] bij een eerdere onroerende zaak transactie in Aruba te betekenen dat hij in zijn algemeenheid op de hoogte is van bestendig gebruikelijke bedingen in schriftelijke koopovereenkomsten die daarbij worden gehanteerd. [eiser] heeft de aard van de betrokkenheid van [gedaagde] niet nader toegelicht.
4.4.
Dit één en ander brengt het Gerecht tot het voorlopig oordeel dat van [eiser] als verkoper mag worden verwacht dat hij inschat of [gedaagde] in staat is de Engelse taal voldoende te begrijpen en dat hij dat kennelijk onvoldoende heeft gedaan, nu [eiser] niet heeft betwist dat [gedaagde] deze taal niet beheerst. Bij die stand van zaken kan de schriftelijke overeenkomst dan geen dwingend bewijs opleveren dat [gedaagde] ook instemde met de (volledige) inhoud daarvan, in het bijzonder de boetebepaling, -waartegen [gedaagde] tegenbewijs zou mogen leveren- maar dient [eiser] (aanvullend) bewijs te leveren dat de inhoud van de schriftelijke overeenkomst ook (reeds) met [gedaagde] is besproken en dat hij daarbij uitdrukkelijk is gewezen op de verplichting om binnen tien dagen een aanbetaling te doen van Afl.110.000 én op de (strekking van de) boetebepaling. Tegen deze achtergrond wenst het Gerecht eerst nader geïnformeerd te worden over alle bijzonderheden van de tussen partijen gevoerde onderhandeling, zoals:
in welke taal is toen gecommuniceerd, waar vond deze plaats, wie waren daarbij aanwezig, welke tijd is daarna verstreken tot het door de makelaar op schrift stellen van de door [gedaagde] ondertekende koopovereenkomst, is daar nog iets aan vooraf gegaan?
[eiser] heeft weliswaar gesteld (conclusie van repliek, randnummer 7) dat ‘alles’ door de makelaar aan [gedaagde] is uitgelegd, maar dat is onvoldoende. De door [eiser] vermelde verklaring van de makelaar heeft het Gerecht niet als productie bij de conclusie van repliek aangetroffen.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1.
gelast een comparitie van partijen op een nader te bepalen datum in het gerechtsgebouw te Aruba, met bepaling dat partijen dan (vergezeld van een professionele tolk) in persoon aanwezig zullen zijn;
5.2.
bepaalt dat partijen uiterlijk binnen 14 dagen na heden aan de griffie hun verhinderdata in de maanden augustus 2022 tot en met oktober 2022 dienen op te geven;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers, rechter-plv., en is uitgesproken in het openbaar op woensdag 25 mei 2022 in aanwezigheid van de griffier