ECLI:NL:OGEAA:2022:172
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding betreffende opheffing executoriaal beslag op onroerende zaak
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure betreft een executoriaal beslag dat op 2 april 1964 is gelegd op een perceel eigendomsgrond, dat toebehoorde aan de overleden [naam overledene]. Eiser heeft een huurkoopovereenkomst gesloten met de weduwe van de overledene, [naam weduwe], maar de levering van de onroerende zaak kan niet plaatsvinden vanwege het bestaande beslag. Eiser vordert dat het Gerecht verklaart dat het beslag waardeloos is, zodat het kan worden doorgehaald in de openbare registers. Eiser stelt dat er sinds 1964 geen uitvoering is gegeven aan het beslag, waardoor eventuele rechten zijn verjaard. Het Gerecht verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en oordeelt dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Het Gerecht concludeert dat de vordering tot opheffing van het beslag in een bodemprocedure toewijsbaar is en kent de vordering toe. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van eiser zijn begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 488,95 aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 18 mei 2022.