ECLI:NL:OGEAA:2022:174

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
AUA202201016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens huurachterstand en rechtsgeldige opzegging huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontruiming van een huurwoning. [Eiseres] heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft de huurovereenkomst per 1 februari 2021 opgezegd. De procedure begon met een verzoekschrift en een mondelinge behandeling op 28 april 2022, waarbij beide partijen aanwezig waren. De huurovereenkomst betrof een woning die [gedaagde] huurde voor Afl. 700,- per maand. In 2020 ontstond er een huurachterstand, waarop de Huurcommissie heeft bepaald dat [gedaagde] deze voor 30 november 2020 moest inlopen. Dit is niet gebeurd, waarna [eiseres] de overeenkomst heeft opgezegd.

Tijdens de behandeling heeft [eiseres] gevorderd dat [gedaagde] de woning onmiddellijk zou ontruimen en een voorschot op schadevergoeding zou betalen. [Gedaagde] erkende enige huurachterstand, maar voerde verweer tegen de ontruiming. Het Gerecht oordeelde dat [gedaagde] de huurachterstand niet tijdig had ingelopen en dat de opzegging van de huurovereenkomst rechtsgeldig was. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [gedaagde] de woning moet ontruimen en heeft haar veroordeeld tot betaling van Afl. 2.400,- aan [eiseres]. Ook zijn de proceskosten aan [eiseres] toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 18 mei 2022
Behorend bij K.G. nr. AUA202201016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: [eiseres],
eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[gedaagde],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de mondelinge behandeling op 28 april 2022, waarbij zijn verschenen [eiseres], bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en [gedaagde], in persoon.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen gold een huurovereenkomst, op grond waarvan [gedaagde] van [eiseres] huurde de woning [woning], appartement 1, (hierna: de woning), voor een bedrag van Afl. 700,- per maand.
2.2
In het jaar 2020 heeft [gedaagde] een huurachterstand doen ontstaan.
2.3
Bij beschikking van 22 oktober 2020, DHC/HOP/186/20 heeft de Huurcommissie beslist dat [gedaagde] uiterlijk 30 november 2020 de opgelopen huurachterstand van Afl. 3.500,- volledig moet hebben ingelopen en zich voortaan tijdig aan de maandelijkse huurbetalingen moet houden, bij gebreke waarvan [eiseres] de huur met inachtneming van een maand opzegtermijn mag opzeggen, ingaande de eerste dag van de maand volgend op die waarin [gedaagde] niet aan voormelde verplichtingen heeft voldaan. Tegen deze beschikking hebben partijen geen rechtsmiddelen aangewend.
2.5 [
gedaagde] heeft de huurachterstand niet uiterlijk 30 november 2020 volledig ingelopen.
2.6
Bij brief van 30 december 2020 heeft [eiseres] de huurovereenkomst met ingang van 1 februari 2021 opgezegd.
2.7
Bij brief van 28 maart 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] gemaand de woning te ontruimen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] beveelt om de woning onmiddellijk te ontruimen, doch in ieder geval per de datum die uw gerecht juist voorkomt, en met afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, voorts [eiseres] toestemming te verlenen om bij gebreke aan volledige voldoening hieraan met gebruikmaking van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde], met het gelasten aan [gedaagde] deze kosten op vertoon van de daartoe benodigde bescheiden, bestaande uit een exploit of procesverbaal van de met deze bewerkstelliging en verlating en ontruiming belaste deurwaarder waarin deze kosten gespecificeerd worden opgegeven, althans bestaande uit zodanige bescheiden als UEA geraden zal oordelen, aan [eiseres] te voldoen,
en [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van Afl. 13.800,- aan voorschot op geleden schade, dan wel een beslissing te nemen die uw gerecht juist voorkomt, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2 [
eiseres] grondt haar vordering erop dat [gedaagde] een huurachterstand heeft en dat de huurovereenkomst met ingang van 1 februari 2021 rechtsgeldig is opgezegd. Als gevolg hiervan heeft zij schade geleden, bestaande uit een huurachterstand van Afl. 12.900,- per 1 april 2022, en Afl. 900,- aan buitengerechtelijke incassokosten, aldus [eiseres].
3.3 [
gedaagde] erkent dat sprake is van enige huurachterstand, maar voert verweer tegen de gevorderde ontruiming.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
De vraag die voorligt is of vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] het gehuurde dient te ontruimen en veroordeeld moet worden tot betaling van het gevorderde voorschot.
4.3
Nu vaststaat dat [gedaagde] de huurachterstand niet uiterlijk 30 november 2020 volledig had afgelost, heeft [eiseres] de huurovereenkomst vanwege de verkregen toestemming van de Huurcommissie rechtsgeldig per 1 februari 2021 opgezegd. Voorts heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] de woning nadien heeft verlaten, maar dat zij de sleutels nog in haar bezit heeft en haar spullen in de woning heeft achtergelaten. [gedaagde] heeft daartegenover gesteld dat, hoewel zij in beginsel elders verblijft, zij de woning nog op enige wijze in gebruik heeft, daar regelmatig verblijft en aan [eiseres] daarvoor enkele betalingen heeft gedaan. Deze stellingen staan lijnrecht tegenover elkaar en worden door geen van de partijen nader onderbouwd of toegelicht. Gelet hierop, is vooralsnog niet duidelijk geworden of, en zo ja, op welke titel [gedaagde] na 1 februari 2021 in de woning verblijft. Dit alles brengt met zich dat de ontruimingsvordering op na te melden wijze zal worden toegewezen, nu valt te verwachten dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] vanaf 1 februari 2021 geen recht of titel meer heeft om in de woning te verblijven.
4.4
Uit de stellingen van [eiseres] valt af te leiden dat volgens haar de huurachterstand op 1 februari 2021 Afl. 2.400,- bedroeg, nu volgens [eiseres] [gedaagde] op 29 december 2020 Afl. 3.200,- op de huurachterstand van Afl. 3.500,- heeft betaald, en zij niet aan haar huurverplichtingen over de maanden november 2020 tot en met januari 2021 heeft voldaan. [gedaagde] heeft dit niet gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft gesteld dat zij betalingen heeft verricht, maar desgevraagd heeft zij niet kunnen verduidelijken welke bedragen zij precies in welke periode zou hebben betaald. Evenmin heeft zij haar stellingen met enig stuk onderbouwd.
4.5
Ten aanzien van de periode na 1 februari 2021 is, zoals hiervoor onder 4.3 is overwogen, niet duidelijk geworden of [gedaagde] in de woning heeft verbleven en zo ja, op grond van welke afspraken tussen partijen dat is gebeurd. Ervan uitgaande dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd per 1 februari 2021, valt aan te nemen dat het gevorderde voorschot op huurpenningen na deze datum door de bodemrechter niet zal worden toegewezen. [eiseres] heeft voorts gesteld noch onderbouwd op welke andere grondslag [gedaagde] haar over de periode na 1 februari 2021 enige vergoeding verschuldigd is. De vordering in zoverre komt dan ook voor afwijzing in aanmerking.
4.6
Ook het gevorderde voorschot op gemaakte buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. [eiseres] heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
4.7
Het hiervoor onder 4.4 tot en met 4.6 overwogene leidt tot toewijzing van het gevorderde voorschot tot een bedrag van Afl. 2.400,-.
4.8
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat [eiseres] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [eiseres] heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te kunnen inschakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan heeft [eiseres] derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan [gedaagde], en dat aan [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen (na ommekomst van de aan haar bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiseres] verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de door [eiseres] verzochte voorziening zal worden afgewezen.
4.9
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
5.1
beveelt [gedaagde] om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis de woning [woning], appartement 1, te ontruimen met medeneming van alle aan haar toebehorende personen en goederen, met afgifte van de sleutels aan [eiseres] ter vrije beschikking van [eiseres];
5.2
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van Afl. 2.400,-;
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, terwijl de kosten van [eiseres] tot op deze uitspraak worden begroot op Afl. 238,84 aan verschotten, Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 mei 2022 in aanwezigheid van de griffier.