ECLI:NL:OGEAA:2022:189

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
AUA202103654
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening zonder wettelijke grondslag voor proceskostenveroordeling

Op 21 maart 2022 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper, had op 19 januari 2021 een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba. Na het uitblijven van een beslissing op deze aanvraag, heeft verzoeker op 3 juni 2021 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij op 26 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. Op 26 november 2021 verzocht verzoeker het gerecht om een voorlopige voorziening, waarbij hij verweerder opdroeg om alsnog op zijn aanvraag te beslissen en hem te behandelen alsof hij in het bezit was van een geldige verblijfstitel.

Echter, op 27 januari 2022 heeft verzoeker het gerecht geïnformeerd dat verweerder inmiddels een beslissing had genomen op zijn aanvraag, waardoor verzoeker geen belang meer had bij de verzochte voorlopige voorziening. Verzoeker wijzigde zijn verzoek en vroeg om veroordeling van verweerder in de proceskosten. Het gerecht overwoog dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de proceskosten in een procedure voor een voorlopige voorziening. Om deze reden werd het verzoek afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en vond plaats tijdens een openbare zitting op 21 maart 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2022
Lar nr. AUA202103654

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft op 19 januari 2021 een aanvraag ingediend ter verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba te verblijven en werkzaam te zijn als vestigingsmanager bij advocatenkantoor [kantoor].
Verzoeker heeft op 3 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op zijn aanvraag.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar heeft verzoeker op 26 augustus 2021 beroep ingediend bij dit gerecht.
Op 26 november 2021 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen, ertoe strekkend dat verweerder op straffe van een dwangsom wordt opgedragen alsnog op de aanvraag van verzoeker te beslissen en dat verzoeker wordt behandeld als ware hij in het bezit van een geldige verblijfstitel.
Bij brief van 27 januari 2022 heeft verzoeker het gerecht bericht dat verweerder een beslissing op de aanvraag van verzoeker heeft genomen. Verzoeker heeft daarbij te kennen gegeven dat hij bij de verzochte voorziening geen belang meer heeft, en om die reden het verzoek in die zin wijzigt dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Daargelaten de vraag of na het geven van een beschikking naar aanleiding van het door verzoeker op 3 juni 2021 gemaakte bezwaar nog altijd wordt voldaan aan het vereiste van connexiteit en derhalve of het gerecht ter zake bevoegd is, overweegt het gerecht dat voor een veroordeling in de proceskosten in een voorlopige voorzieningprocedure geen wettelijke grondslag bestaat. Reeds om deze reden wordt het verzoek afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.