ECLI:NL:OGEAA:2022:19

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
AUA202102714
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA), een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 10 november 2021, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 6 december 2021. Tijdens deze zitting heeft IFA haar standpunten toegelicht, ondersteund door nadere producties, en heeft de gedaagde zijn verweer gevoerd.

De vordering van IFA betreft een betaling van Afl. 16.082,22, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 juni 2021, en een boeterente van 5% over niet-betaalde termijnen. Daarnaast vordert IFA vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar het Gerecht heeft in zijn beoordeling de vordering van IFA grotendeels toegewezen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van IFA, inclusief de nevenvorderingen, rechtmatig is en dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten.

In de uitspraak van 9 februari 2022 heeft het Gerecht de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De totale kosten aan de zijde van IFA zijn begroot op Afl. 4.616,08, inclusief griffierechten en kosten voor de gemachtigde. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 9 februari 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202102714
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba, te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 10 november 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 6 december 2021. IFA is ter zitting verschenen bij mr. A.E. Barrios, die occupeerde voor haar gemachtigde. [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, IFA mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1
IFA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
a. om aan IFA te betalen Afl. 16.082,22, te vermeerderen met wettelijke rente per jaar vanaf 20 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 20 juni 2021 slechts nog rente verschuldigd is over de dan resterende hoofdsom, te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over elke niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en voorts te vermeerderen met Afl. 896,71 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2 [
gedaagde] voert verweer.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt bij zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Uit rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis volgt dat de vordering van IFA in hoofdsom en haar nevenvorderingen ter zake van wettelijke rente en overeengekomen boete zullen worden toegewezen.
3.3
De vordering van IFA ter zake van vergoeding voor kosten van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zal eveneens worden toegewezen, nu is gebleken dat IFA te dezen meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Naar het oordeel van het Gerecht mocht IFA redelijkerwijs die werkzaamheden verrichten, en de in overeenstemming met het Procesreglement toe te kennen vergoeding daarvoor, te weten Afl. 1.500,-- (waarvan volgens IFA al Afl. 603,29 is betaald door [gedaagde]) is ook redelijk.
3.4 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van
deze procedure gevallen aan de zijde van IFA (waaronder begrepen die van het ten laste van [gedaagde] op 27 augustus 2021 gelegde conservatoire derdenbeslag), tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, (197,44 + 257,86 + 197,44 + 213,34 =) Afl. 866,08 aan explootkosten en Afl. 3.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten, tarief 3 ad Afl. 1.000,- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 16.082,22, te vermeerderen met wettelijke rente per jaar vanaf 20 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 20 juni 2021 slechts nog rente verschuldigd is over de dan resterende hoofdsom, te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over elke niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en voorts te vermeerderen met (1.500,-- minus 603,29 =) Afl. 896,71 aan resterende vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.616,08;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 9 februari 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA202102714
Inhoudsindicatie: Civiel. Schuldvordering
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: