ECLI:NL:OGEAA:2022:196

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AUA202103935 en AUA202103936
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

Op 9 maart 2022 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De verzoekers, allen wonend in Aruba, waren vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M.B. Boyce. De verweerder in deze zaak was de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, die eveneens in Aruba zetelt en werd bijgestaan door de gemachtigden mr. V.M. Emerencia en mr. J.J.S. Poeran. Daarnaast was er een derde-belanghebbende, THREE RIVERS REAL ESTATE VBA, vertegenwoordigd door de advocaten mr. M.R.M. Reinkemeyer en mr. A.A. Ruiz.

Tijdens de openbare zitting, die om 8.30 uur begon, werd de zaak behandeld door rechter mr. M.E.B. de Haseth en griffier M.R. de Cuba. De verzoeken om voorlopige voorziening waren ingediend in het kader van een lopend beroep tegen beslissingen op bezwaar. Echter, het gerecht oordeelde dat de verzoeken niet-ontvankelijk moesten worden verklaard, omdat inmiddels op de beroepschriften was beslist, waardoor niet langer voldaan was aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 54, eerste lid, van de Lar. De verzoeken werden afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde dag, 9 maart 2022, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 9 maart 2022
Lar nrs. AUA202103935 en AUA202103936

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op de verzoeken in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Verzoeker 1],
2.[Verzoeker 2],
3.[Verzoeker 3],
4.[Verzoeker 4],
5.[Verzoeker 5],
6.[Verzoeker 6],
7.[Verzoeker 7],
8.[Verzoeker 8],
9.[Verzoeker 9],
10.[Verzoeker 10],
allen wonend in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).
met als derde-belanghebbende:
THREE RIVERS REAL ESTATE VBA, hierna: vergunninghoudster,
gevestigd in Aruba,
gemachtigden: de advocaten mr. M.R.M. Reinkemeyer en mr. A.A. Ruiz.
Openbare zittinggehouden op 9 maart 2022 om 8.30 uur.
Tegenwoordig:
mr. M.E.B. de Haseth, rechter
M.R. de Cuba, griffier
Verschenen:
Verzoekers, bij de gemachtigde voornoemd. Tevens [persoon X].
Verweerder, bij de gemachtigden voornoemd.
Vergunninghoudster, bij de gemachtigde mr. A.A. Ruiz.

BESLISSING

Het gerecht:
verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk.

OVERWEGINGEN

Daartoe overweegt het gerecht als volgt.
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang.
2. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn ingediend tijdens het beroep van verzoekers tegen de onderscheiden beslissingen op bezwaar. Bij uitspraak van 7 maart 2022 (Lar nr. AUA202101589) heeft het gerecht het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 4 februari 2021 (inzake het bezwaarschrift van 10 augustus 2020 gericht tegen de beschikking van 28 mei 2020 BA-0853-2019) niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 7 maart 2022 (Lar nr. AUA202101590) heeft het gerecht het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 4 februari 2021 (inzake het bezwaarschrift van 10 augustus 2020 gericht tegen de beschikking van 30 oktober 2019 BA-0899-2019) niet-ontvankelijk verklaard.
3. Nu gebleken is dat er inmiddels op de beroepschriften is beslist, is niet langer voldaan aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde connexiteitsvereiste. De verzoeken zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.