ECLI:NL:OGEAA:2022:198

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
AUA202103174
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom met rente en kosten door Island Finance Aruba N.V. tegen gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 12 januari 2022, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022. Tijdens deze zitting heeft IFA haar standpunten toegelicht, ondersteund door aanvullende producties, terwijl de gedaagde ook zijn verweer heeft gevoerd.

De vordering van IFA betreft een geldsom van Afl. 10.276,22, vermeerderd met een rente van 27% per jaar vanaf 28 februari 2021, en diverse kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen deze vordering.

In de beoordeling heeft het Gerecht vastgesteld dat de gedaagde sinds het tussenvonnis geen betalingen heeft verricht. De vordering van IFA is grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet is aangetoond dat IFA meer werkzaamheden heeft verricht dan noodzakelijk voor de procedure.

Het Gerecht heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en heeft de proceskosten aan de zijde van IFA toegewezen. Het vonnis is uitgesproken op 23 maart 2022 door rechter mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 23 maart 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202103174
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba, te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 12 januari 2022 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022. Voor IFA is ter zitting verschenen mr. A.E. Barrios, die occupeerde voor haar gemachtigde. [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, IFA mede aan de hand van een toegelaten nadere productie, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

IFA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
a. om aan IFA te betalen Afl. 10.276,22, te vermeerderen met de door IFA gematigde overeengekomen rente van 27% per jaar vanaf 28 februari 2021, waarbij na iedere betaling na 28 februari 2021 slechts nog rente verschuldigd is over de dan resterende hoofdsom en tot een maximum van Afl. 10.036,30 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, verder te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over elke niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en voorts te vermeerderen met Afl. 1.500,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2 [
gedaagde] voert verweer.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis zullen behoudens de door IFA gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijk incassokosten haar vorderingen worden toegewezen als na te melden, nu op zitting is gebleken dat [gedaagde] sinds het tussenvonnis geen betalingen heeft verricht aan IFA.
3.3
De vordering van IFA ter zake van vergoeding voor kosten van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zal worden afgewezen omdat niet is gebleken dat IFA dienaangaande meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft.
3.4 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, waaronder begrepen die van het op 15 oktober 2021 ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire derdenbeslag. Tot aan deze uitspraak worden die kosten begroot op (750,-- + 217,57 + 209,57 + 259,57 + 222,88 =) Afl. 1.659,59 aan verschotten (griffiegeld en explootkosten) en Afl. 3.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten, tarief 4 ad Afl. 1.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 10.276,22, te vermeerderen met de door IFA gematigde overeengekomen rente van 27% per jaar vanaf 28 februari 2021, waarbij na iedere betaling na 28 februari 2021 slechts nog rente verschuldigd is over de dan resterende hoofdsom tot een maximum van Afl. 10.036,30 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, verder te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over elke niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.659,59;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.