ECLI:NL:OGEAA:2022:205

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
AUA202103258
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid na verkeersongeval tussen quadracer en auto

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 31 december 2018. Bij dit ongeval waren de voertuigen van beide partijen betrokken, waarbij gedaagde de bestuurder was van een quadracer die tegen de auto van eiser aanbotste. Eiser stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door met een te hoge snelheid te rijden en niet in staat te zijn haar voertuig tijdig tot stilstand te brengen. Gedaagde betwist echter de aansprakelijkheid en stelt dat zij door een motorrijder is ingehaald, waardoor zij ten val kwam en tegen de auto van eiser botste.

Tijdens de procedure heeft eiser zijn vordering onderbouwd met het argument dat gedaagde verkeersfouten heeft gemaakt, terwijl gedaagde haar verweer heeft gebaseerd op het politierapport en getuigenverklaringen die haar standpunt ondersteunen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat gedaagde het ongeval heeft veroorzaakt. Hierdoor is niet komen vast te staan dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld.

De vordering van eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2022 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 4 mei 2022
Behorend bij B.B. no. AUA202103258
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiser],
wonend in Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
[naam gedaagde],
wonend in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het verloop van de procedure tot 2 maart 2022 blijkt uit het tussenvonnis van dit gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de comparitie van partijen, gehouden op 24 maart 2021, in aanwezigheid van
partijen bijgestaan door hun gemachtigden.
1.2
De datum voor vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 31 december 2018 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de voertuigen van partijen betrokken waren. [gedaagde] was de bestuurder van een quadracer die tegen de auto van [eiser] aanbotste. Partijen reden op dezelfde rijbaan en in dezelfde richting. Van het ongeval is een politierapport opgemaakt. Daarin is de volgende omschrijving van het ongeval gegeven:
“Oorzaak: De 1, 2 en 3 reden in de noordelijke richting over de [naam adres 1]. Gekomen thv [naam adres 2] kwam de 2 te vallen met haar Quadracer met als gevolg dat de Quadracer tegen de linkerzijde van de 1 beschadigde. Daar de 2 gewond raakte bleef ze niet ter plaatse omdat ze medische behandeling nodig had. De 2 werd opgespoord en kwam naar de wacht te [naam politiewacht] en verklaarde dat er 3 voertuigen waren. De 2 verklaarde dat ze roekeloos werd ingehaald door de 1 en dat deze voor haar hinderlijk invoegde met als gevolg dat deze tegen haar voertuig botste. Door deze botsing kwam de Quadracer of te wel de 2 te vallen met als gevolg dat deze tegen de naast haar bevindende 3 botste. Na de aanrijding reed de 1 door c.q. weg, maar de kentekenplaat van de 1 kon niet worden opgenomen daar het heel snel gebeurde. Er werd een getuige gehoord, nl. [naam getuige] (…) en hij verklaarde hetzelfde wat de 2 verklaard had. De getuige reed achter de 1, 2 en 3 en had het verkeersongeval duidelijk zien plaatsvinden volgens zijn verklaring.”
2.2
Als gevolg van het ongeval heeft de auto van [eiser] schade opgelopen. [eiser] heeft kosten gemaakt om de schade aan de auto te repareren.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde] veroordeelt tot betaling van het bedrag van Afl. 6.933,15, te vermeerderen met 15 % buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.039,97 alsmede te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2019 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 [
eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd - zo begrijpt het Gerecht - dat [gedaagde], aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. [gedaagde] heeft jegens hem onrechtmatig gehandeld, door in strijd met de daartoe strekkende bepaling in het Landsbesluit verkeersregels een zodanige snelheid te hebben gevoerd dat zij de quadracer niet op tijd tot stilstand heeft kunnen brengen en daarmee achter op de auto van [eiser] is gebost.
3.3 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiser] in het door hem gevorderde dan wel tot het afwijzen daarvan, met veroordeling van [eiser] in de kosten en de nakosten van deze procedure. [gedaagde] betwist dat sprake is van onrechtmatig handelen van haar zijde. Voorts betwist zij de hoogte van de gevorderde schade.

4.DE BEOORDELING

4.1
De eerste vraag die voorligt is of [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. [eiser] heeft betoogd dat dit het geval is. [gedaagde] betwist dat.
4.2
Als uitgangspunt geldt dat op [eiser] ingevolge artikel 129 Rv de stelplicht en (zo nodig) de bewijslast rusten van zijn stelling dat onrechtmatig is gehandeld en van de in dat kader door hem beschreven toedracht. [eiser] heeft in dit verband betoogd dat [gedaagde] verkeersfouten heeft gemaakt. Zij had haar snelheid moeten aanpassen en voldoende afstand van haar voorligger, [eiser], moeten houden. Op grond van artikel 29, tweede lid, van het Landsbesluit verkeersregels moet een bestuurder immers in staat zijn om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. [gedaagde] heeft zich niet aan deze regel gehouden, als gevolg waarvan zij achter op zijn auto is gebotst, aldus [eiser].
4.3 [
gedaagde] heeft betwist dat zij de veroorzaker is van het verkeersongeval. [gedaagde] stelt dat zij door een motorrijder roekeloos is ingehaald en daarbij is geraakt, waardoor zij ten val is gekomen en tegen de auto van [eiser] aanbotste. Omdat de motorrijder - die volgens [gedaagde] aansprakelijk is voor het verkeersongeval - na het ongeval is doorgereden, is zijn/haar identiteit onbekend gebleven. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij het verkeersongeval niet heeft veroorzaakt, verwezen naar het politierapport dat door [eiser] in het geding is gebracht, waaruit blijkt dat de stelling van [gedaagde] bevestigd wordt door een getuige.
4.4
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [gedaagde] aldus de stelling van [eiser] dat zij het verkeersongeval heeft veroorzaakt gemotiveerd betwist. Gelet op deze gemotiveerde betwisting, had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat het ongeval aan [gedaagde] te wijten is nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Gelet hierop en nu [eiser] evenmin bewijslevering heeft aangeboden, zal het Gerecht aan voormelde stelling voorbijgaan. Dit brengt mee dat niet komt vast te staan dat [gedaagde] het verkeersongeval heeft veroorzaakt en daarmee evenmin dat zij jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. Daarmee bestaat geen grond voor het aannemen van aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden schade. De vordering zal dan ook reeds om deze reden worden afgewezen.
4.5 [
eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij op na te melden wijze worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde].

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van
[gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.000,-- (2 punten in tarief 3) aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met Afl. 250,- aan vergoeding voor nakosten, te vermeerderen met Afl. 150,- in geval van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze (na)kosten te rekenen vanaf de 15de dag na de uitspraak van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.