Uitspraak
1.Procesverloop
2.De feiten
zonder advies van het Centraal College voor de Reclassering(hierna: CCR) de voorwaardelijke invrijheidstelling van klager met zes (6) maanden uitgesteld met als motivering dat I) klager een notoire recidivist is, II) klagers kans op recidive blijkens het rapport van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba (verder: de Reclassering) hoog is te noemen, III) klager blijkens het adviesrapport van de afdeling Psychologie ter voorkoming van recidive zijn weerbaarheid dient te versterken en IV) klager blijkens het adviesrapport van de afdeling Maatschappelijk Werk weinig zin heeft om aan een betere toekomst te werken. Daarom bestaan er contra-indicaties die in de weg staan aan het honoreren van de voorwaardelijke invrijheidstelling van klager, aldus de minister.
3.De beoordeling
niet dan na daartoe strekkend adviesvan het CCR bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld of achterwege gelaten. Het gerecht leidt uit de Memorie van Toelichting af dat het de uitdrukkelijke wens van de wetgever is geweest aan het onthouden van de voorwaardelijke invrijheidstelling de voorwaarde te verbinden dat het CCR overeenkomstig heeft geadviseerd. De minister heeft derhalve slechts de bevoegdheid ten gunste van de veroordeelde af te wijken van een advies van de CCR tot achterwege laten of uitstellen van de voorwaardelijke invrijheidstelling en heeft
nietde bevoegdheid om
zonder advies van de CCRte bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld of achterwege gelaten. De wetgever heeft bij de laatste wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht voornoemd artikel 1:35, eerste lid, Sr niet gewijzigd.