ECLI:NL:OGEAA:2022:231

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA20200902
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar tegen een uitzettingsbevel

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie (hierna: appellante) beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar tegen een uitzettingsbevel. Het gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft op 14 maart 2022 uitspraak gedaan. De appellante had op 8 november 2019 bezwaar gemaakt tegen het uitzettingsbevel dat op 1 november 2019 was gegeven, maar er was geen beslissing genomen op dit bezwaar. Het gerecht heeft vastgesteld dat het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld moet worden met een fictief afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd was. Hierdoor kon deze beslissing niet in stand blijven.

Tijdens de zitting op 31 januari 2022 was de verweerder niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. Het gerecht heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op Afl. 350,-. In de uitspraak heeft het gerecht de bestreden fictieve afwijzende beslissing vernietigd en bepaald dat de verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing moet nemen op het bezwaar van appellante. Tevens is de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de appellante en is het griffierecht aan haar terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 14 maart 2022
Lar nr. AUA202000902

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

verblijvend te Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: voorheen drs. M.L. Hassell, thans de advocaat mr. C.S. Edwards,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 1 november 2019 heeft verweerder de uitzetting van appellante bevolen en aan appellante een periode van niet toelating van 42 maanden opgelegd.
Daartegen heeft appellante op 8 november 2019 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 16 maart 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 26 oktober 2020, waar partijen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, zijn verschenen. Na enige tijd te zijn aangehouden, is de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 31 januari 2022, waar appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
1.2
Het gerecht stelt vast dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
1.3
De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 350,- (2 punten voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 0,25 (fictief)).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellante;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-;
gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 14 maart 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.