ECLI:NL:OGEAA:2022:235
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Weigering handhavend optreden bij illegaal storten van asbesthoudend afval op raffinaderij terrein
In deze zaak hebben appellanten, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Sociale Zaken om niet handhavend op te treden tegen het illegaal storten van asbesthoudend afval op het terrein van de raffinaderij. De appellanten hadden eerder, in 2016, verzocht om handhaving, maar hun verzoek werd in 2018 afgewezen. Dit leidde tot een eerdere uitspraak van het gerecht op 27 mei 2019, waarin werd bepaald dat de afwijzing niet deugdelijk was gemotiveerd en dat de Minister een nieuwe beschikking moest geven. In de bestreden beschikking van 7 mei 2021 werd opnieuw afgewezen om handhavend op te treden, wat de appellanten opnieuw aanvochten.
Tijdens de zitting op 26 januari 2022 werd de zaak behandeld. De rechter oordeelde dat de Minister onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen gevaar was voor de gezondheid en veiligheid van omwonenden. De eerdere uitspraak van 27 mei 2019, waarin werd vastgesteld dat er mogelijk asbesthoudende materialen aanwezig waren, werd niet in acht genomen. De rechter concludeerde dat de bestreden beschikking niet kon standhouden en dat de Minister opnieuw moest beslissen op het bezwaar van de appellanten, met inachtneming van de eerdere uitspraak.
De rechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van 7 mei 2021 en gaf de Minister drie maanden de tijd om een nieuwe beslissing te nemen. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan de appellanten moest worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 14 maart 2022.