Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
NEW MILLENNIUM TELECOM SERVICES N.V. H.O.D.N. DIGICEL ARUBA,
DE MINISTER VAN TRANSPORT, COMMUNICATIE EN PRIMAIRE SECTOR,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
juridisch kader
Afl. 4.001.666,67.
29 november 2007 ECLI:NL:OGHNAA:2007:BG3803 en die van 26 juni 2018 ECLI:NL:OGHACMB:2018:119). Zo bevatten de facturen [nummer] tot en met [nummer] een nadere concretisering van de periode waarover de concessievergoeding in rekening wordt gebracht, dat het verschuldigde bedrag (enkel) de uitbreiding met 5 Mhz frequentieband betreft [1] en dat betaling (in afwijking van het bepaalde in de Ttv en Lbt) dient te geschieden op uiterlijk 4 juni 2020 middels storting op de op die facturen aangegeven bankrekening. De factuur [nummer] bevat bovendien een nadere vaststelling (pro rata berekening) van de door appellante te betalen concessievergoeding over de desbetreffende periode. Dat de betalingsverplichting van appellante reeds uit de wet en de concessies voortvloeit en de door appellante elk jaar te betalen periodieke bedragen kan worden ingeschat, doet aan het voorgaande niet af. Immers, het bedrag dat uiteindelijk dient te worden betaald is afhankelijk van het aantal MHz dat de concessiehouder ter beschikking heeft en de periode waarover hij dat heeft. Nu de facturen wel zijn aan te merken als (factuur)beschikkingen, heeft verweerder het bezwaar daartegen terecht ontvankelijk geacht.
5 januari 2013 van kracht is, zijn de door de directeur DTZ bij de facturen bepaalde periodes waarover concessievergoeding verschuldigd is op correcte wijze vastgesteld.