ECLI:NL:OGEAA:2022:245

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202101217
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid bezwaar tegen bouwvergunning en niet-ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar. De appellant, vertegenwoordigd door A.J.M. Solagnier, had bezwaar gemaakt tegen een bouwvergunning die op 24 oktober 2012 was verleend aan de rechtsvoorganger van de vergunninghoudster, Pueblo Viejo Investment Corp N.V., vertegenwoordigd door mr. H.S. Croes. Het bezwaar werd ingediend op 4 december 2018, meer dan zes weken na de datum waarop de beschikking was gedagtekend. De minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster, verklaarde het bezwaar op 25 maart 2021 niet-ontvankelijk.

De appellant betoogde dat de bezwaartermijn pas was aangevangen op 8 november 2018, de datum waarop hij inzage had gekregen in de bouwvergunning. Het gerecht oordeelde echter dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in overeenstemming met artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) was aangevangen op 25 oktober 2012 en eindigde op 5 december 2012. De rechter concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij het bezwaar tijdig had ingediend, en dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de voorwaarden waaronder een bezwaar als ontvankelijk kan worden beschouwd. De rechter verklaarde het beroep ongegrond en gaf instructies voor het indienen van een hoger beroep, inclusief de vereisten voor het hogerberoepschrift en het verschuldigde griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 28 maart 2022
Lar nr. AUA202101217

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: A.J.M. Solagnier,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).
met als derde-belanghebbende:
PUEBLO VIEJO INVESTMENT CORP N.V.,
vergunninghoudster,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 oktober 2012 heeft verweerder aan de rechtsvoorganger van vergunninghoudster bouwvergunning verleend voor de bouw van een appartementencomplex op het perceel kadastraal bekend als [nummer] te Palm Beach, Aruba.
Daartegen heeft appellant op 4 december 2018 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 25 maart 2021 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellant op 6 mei 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 5 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 14 februari 2022. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Voorts is ter zitting gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door haar bestuurder en de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2. Aan de beschikking van 25 maart 2021 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift is ingediend na de wettelijke termijn van zes weken en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
3. Appellant betoogt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat de bezwaartermijn is aangevangen op 8 november 2018, de datum waarop hij inzage heeft verkregen in de bouwvergunning.
3.1
Dit betoog faalt. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aangevangen op 25 oktober 2012 en geëindigd op 5 december 2012. Voor het betoog van appellant dat de bezwaartermijn eerst is aangevangen, nadat hij inzage in de bouwvergunning en de daarbij behorende stukken heeft verkregen, biedt de Lar geen grondslag. Voorts is in het door appellant aangevoerde geen grond te vinden voor het oordeel dat hij het bezwaar heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Vast staat dat appellant op 8 november 2018 inzage heeft verkregen in de bouwvergunning en de daarbij behorende stukken en aldus van de bouwvergunning kennis heeft genomen. Volgens vaste jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 28 mei 2012; ECLI:NL:OGHNAA:2012:BX5143) is een bezwaarschrift zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kan worden ingediend, wanneer het is ingediend binnen twee weken na de ontvangst van de bestreden beschikking. Naar het oordeel van het gerecht heeft dit ook te gelden ingeval van kennisneming van een beschikking buiten de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, zoals hier het geval is. Appellant heeft het bezwaarschrift op 4 december 2018 ingediend, derhalve niet binnen twee weken nadat hij middels inzage van de bouwvergunning had kennisgenomen. Dit betekent dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. Het beroep is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.