ECLI:NL:OGEAA:2022:247

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202102274
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de tijdigheid van een bezwaar dat door de appellante, de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, is ingediend. De appellante had op 3 maart 2021 bezwaar aangetekend tegen een afwijzende beschikking van 19 januari 2021. De verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De appellante betoogde dat zij het bezwaar binnen de gestelde termijn had ingediend, maar het gerecht oordeelde dat de bezwaartermijn was ingegaan op 20 januari 2021 en eindigde op 2 maart 2021. Het bezwaarschrift, dat op 3 maart 2021 was ingediend, was dus te laat. Het gerecht concludeerde dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De uitspraak werd gedaan op 28 maart 2022, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. De rechter gaf ook instructies voor het indienen van een hoger beroep, inclusief het verschuldigde griffierecht van Afl. 75.

Uitspraak

Uitspraak van 28 maart 2022
Lar nr. AUA202102274

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 9 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van appellante van 3 maart 2021 gericht tegen de afwijzende beschikking van 19 januari 2021, nietontvankelijk verklaard wegens het overschrijven van de bezwaartermijn.
Daartegen heeft appellante op 9 augustus 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 8 september 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 14 februari 2022. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Sneek occuperende voor mr. G.M.N. Maduro.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
2. Appellante betoogt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat zij het bezwaarschrift binnen de gestelde termijn heeft ingediend, omdat de bezwaartermijn is aangevangen op 20 januari 2021 en geëindigd op 3 maart 2021.
2.1
Dit betoog faalt. In dit geval heeft appellante de beschikking binnen de bezwaartermijn ontvangen. De beschikking is gedagtekend 19 januari 2021. Dit betekent dat de bezwaartermijn is ingegaan op 20 januari 2021. Een week in de zin van artikel 11, eerste lid, van de Lar telt zeven dagen; de bezwaartermijn telde derhalve 6 x 7 = 42 dagen. Die termijn liep af op 2 maart 2021. Het bezwaarschrift van appellante, ingekomen op 3 maart 2021, is dus te laat ingediend. Gesteld noch gebleken is dat en waarom de termijnoverschrijding verschoonbaar dient te zijn in de zin van artikel 28, derde lid, van de Lar. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.