ECLI:NL:OGEAA:2022:261
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van uitzetting van Venezolaanse en Colombiaanse nationaliteit
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker van Venezolaanse en Colombiaanse nationaliteit. De verzoeker had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf aangevraagd in het kader van gezinshereniging, maar deze was door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de beslissing op zijn bezwaar in Aruba kon afwachten.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op 18 mei 2022, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, aanwezig waren. De verzoeker voerde aan dat de afwijzing van zijn verzoek in strijd was met de openbare orde en het algemeen belang, en dat hij geen gevaar vormde voor de samenleving. Hij stelde ook dat de afwijzing in strijd was met het ne bis in idem beginsel en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij gehuwd was met een Nederlander.
Het gerecht oordeelde echter dat de afwijzing van het verzoek om verlening van de vergunning tot tijdelijk verblijf op grond van strijd met de openbare orde gerechtvaardigd was. De verzoeker had geen melding gemaakt van zijn eerdere uitzetting en de strafrechtelijke vervolging, wat relevant was voor de beoordeling van zijn verzoek. Het gerecht concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. De beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.