ECLI:NL:OGEAA:2022:266
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen uitzetting van een Colombiaanse verblijvende in Aruba
Op 20 juli 2022 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een Colombiaanse vrouw, een verzoek indiende tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen haar uitzetting. Verzoekster was sinds 23 januari 2016 zonder geldige verblijfstitel in Aruba en had op 25 mei 2022 een bevelschrift ontvangen van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, waarin haar uitzetting werd bevolen en een terugkeerverbod van 84 maanden werd opgelegd. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit bevelschrift en verzocht het gerecht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij de beslissing op haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf kon afwachten.
Tijdens de zitting op 6 juli 2022 werd het verzoek behandeld. Verzoekster was aanwezig met haar gemachtigde, mr. J.J.C. Odor, en de beoogde garantsteller. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster, voerde aan dat verzoekster illegaal in Aruba verbleef en dat er geen reden was om haar verblijf nog langer te gedogen. Het gerecht overwoog dat verzoekster sinds 2016 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en dat de minister bevoegd was om haar uit te zetten op basis van de Landsverordening toelating en uitzetting.
Het gerecht oordeelde dat er geen grond was voor het schorsen van het uitzettingsbevel, omdat verzoekster onvoldoende had onderbouwd waarom de onmiddellijke uitvoering van het bevel onevenredig nadeel voor haar zou meebrengen. De rechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.