ECLI:NL:OGEAA:2022:274

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202201588
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van de periode van niet-toelating tot Aruba in het kader van huwelijkstoets

Op 6 juli 2022 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker, de Colombiaanse nationaliteit hebbend, die verzocht om opheffing van de periode van niet-toelating tot Aruba, welke hem was opgelegd bij een uitzettingsbevel van 12 januari 2021. Verzoeker heeft op 19 januari 2022 een verzoek ingediend om deze periode op te heffen, omdat hij samen met zijn echtgenote, een in Aruba geboren Nederlander, de procedure tot inschrijving van hun huwelijk in Aruba wil voeren. Verzoeker heeft een reisticket gekocht om op 28 juli 2022 naar Aruba te reizen, maar kan niet inreizen vanwege de opgelegde niet-toelating.

Tijdens de zitting op 15 juni 2022 is het verzoek behandeld. Het gerecht heeft overwogen dat verzoeker niet in persoon in Aruba hoeft te zijn om het verzoek tot inschrijving van het huwelijk in te dienen, aangezien dit ook online kan. Bovendien is gebleken dat verzoeker en zijn echtgenote nog geen verzoek tot inschrijving hebben ingediend en dat de overgelegde documenten niet voldoende zijn. Het gerecht heeft geconcludeerd dat verzoeker geen onevenredig nadeel ondervindt, omdat hij de benodigde stappen vanuit Colombia kan ondernemen. De rechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij is opgemerkt dat de beslissing geen rechtsmiddel openstelt.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juli 2022
Lar nr. AUA202201588

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:
1.DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,
2.DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 19 januari 2022 heeft verzoeker verzocht om opheffing van de periode van niet-toelating tot Aruba, welke hem bij uitzettingsbevel van 12 januari 2021 is opgelegd.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft verzoeker op 28 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Op 31 mei 2022 heeft verzoeker dit verzoekschrift ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 juni 2022, waar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
3. Verzoeker heeft de Colombiaanse nationaliteit. Bij bevelschrift van 12 januari 2021 is de uitzetting van verzoeker bevolen, en is aan verzoeker een periode van niet-toelating van tweeënveertig maanden opgelegd. Verzoeker is hierna Aruba uitgezet.
Op 2 december 2021 is verzoeker in Colombia in het huwelijk getreden met een in Aruba geboren Nederlander.
4. Het verzoek strekt ertoe de fictieve afwijzing op het verzoek van 19 januari 2022 te schorsen en te bepalen dat verzoeker de zogenoemde huwelijkstoets in het kader van de inschrijving van zijn huwelijk in het bevolkingsregister van Aruba hier te lande mag afwachten. Verzoeker voert daartoe aan dat hij samen met zijn echtgenote de procedure tot inschrijving van hun huwelijk in Aruba wil voeren, maar dat dit niet mogelijk is nu verzoeker niet Aruba kan inreizen. Door het uitblijven van een beslissing op het verzoek van 19 januari 2022 lijdt hij onevenredig nadeel, aldus verzoeker, onder meer omdat hij inmiddels een reisticket heeft gekocht om op 28 juli 2022 naar Aruba te reizen.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat voor het indienen van een verzoek tot inschrijving van een huwelijk in het bevolkingsregister niet is vereist dat beide huwelijkspartners dat in persoon doen, maar dat zo’n verzoek ook via de website van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (Censo) kan worden ingediend. Dit betekent dat verzoeker zich voor het indienen van het verzoek niet in Aruba behoeft te bevinden. Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat verzoeker en zijn echtgenote nog geen verzoek tot inschrijving van het huwelijk bij Censo hebben ingediend. In dit verband heeft verweerder ter zitting nog verklaard dat de door verzoeker in het kader van deze procedure overgelegde documenten onvoldoende zijn voor het indienen van een inschrijvingsverzoek, omdat er een document ontbreekt en het overgelegde document niet voorzien is van een apostille. Verder heeft verweerder onweersproken gesteld dat in het geval dat één van de huwelijkspartners met oplegging van een terugkeerverbod Aruba is uitgezet naar Colombia, de Nederlandse ambassade ter plaatse medewerking verleent bij het afnemen van de zogenoemde huwelijkstoets, zodat verzoeker zich ook hiervoor niet in Aruba behoeft te bevinden.
6. Gelet op het vorenoverwogene, in het bijzonder dat verzoeker zowel het verzoek tot inschrijving van het huwelijk als – zo nodig – ook de huwelijkstoets vanuit Colombia kan doen, ziet het gerecht geen aanleiding voor het treffen van de verzochte voorziening ter voorkoming van enig onevenredig nadeel als bedoeld in artikel 54 van de Lar. Dat verzoeker reeds een reisticket heeft gekocht om op 28 juli 2022 naar Aruba te reizen, maakt dit niet anders, nu dat geheel voor zijn risico dient te blijven.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.