ECLI:NL:OGEAA:2022:278
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een uitzettingsbevel
In deze zaak heeft de verzoekster, een Venezolaanse vrouw, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen een uitzettingsbevel dat door de Minister van Justitie en Sociale Zaken van Aruba was uitgevaardigd. De verzoekster was op 29 januari 2020 Aruba binnengekomen als toerist, maar had haar tijdelijke verblijfsvergunning overschreden. Na een afgewezen asielaanvraag in oktober 2020, had zij de vertrektermijn laten verstrijken en was zij illegaal in Aruba blijven verblijven. Op 20 februari 2022 werd zij aangehouden tijdens een kustcontrole en werd het uitzettingsbevel uitgevaardigd. De verzoekster voerde aan dat het uitzettingsbevel niet in stand kon blijven, omdat haar ten onrechte een vertrektermijn van 0 dagen was opgelegd en dat zij samen met haar partner en kinderen in Aruba hun leven hadden opgebouwd.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om schorsing van het uitzettingsbevel niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de verzoekster al geruime tijd zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en dat er geen grond was om haar nog langer illegaal in het land te laten verblijven. Het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM) werd afgewezen, omdat de verzoekster en haar gezin nooit over een geldige verblijfsvergunning hadden beschikt en er geen aanvraag voor gezinshereniging of -vorming was gedaan. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af.