ECLI:NL:OGEAA:2022:313
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van inbewaringstelling van een Keniaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 14 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een verzoeker van Keniaanse nationaliteit. De verzoeker was sinds 6 juni 2022 in bewaring gesteld op bevel van de minister van Justitie en Sociale Zaken. De rechter-commissaris had op 8 juni 2022 al geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig was. De verzoeker heeft op 2 september 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin hij aanvoert dat zijn vrijheidsontneming te lang duurt en dat er geen zicht is op uitzetting. Hij heeft inmiddels een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, wat volgens hem zijn belang om in vrijheid te worden gesteld vergroot.
De minister van Justitie en Sociale Zaken heeft echter betoogd dat er voortvarend aan de uitzetting van de verzoeker wordt gewerkt, maar dat de verzoeker zelf geen medewerking verleent aan zijn uitzetting. De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verzoeker niet rechtmatig in Aruba verblijft en dat hij verplicht is om Aruba te verlaten. De minister heeft aangegeven dat het paspoort van de verzoeker inmiddels naar Aruba is verstuurd, zodat hij op korte termijn kan worden uitgezet.
Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat er geen grond is om te concluderen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. Het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling is dan ook afgewezen. Deze beschikking is gegeven in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.