ECLI:NL:OGEAA:2022:314

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
AUA202200951
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vestigingsvergunning voor eco-resort in beschermd natuurgebied

In deze zaak gaat het om de weigering van de Minister van Economische Zaken, Communicatie en Duurzame Ontwikkeling van Aruba om een vestigingsvergunning te verlenen aan DOS Playa Investments & Real Estate N.V. voor het oprichten en drijven van een eco-resort op een perceel in een beschermd natuurgebied. De aanvraag werd afgewezen op basis van het beleid dat sinds 2017 geldt, waarbij de vestigingsplaats van de onderneming in overweging wordt genomen. De minister stelde dat het perceel, gelegen in een beschermd natuurgebied, niet geschikt is voor de vestiging van een eco-resort, omdat dit in strijd zou zijn met het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (ROPV) en andere natuurbeschermingsverordeningen.

Appellanten voerden aan dat de afwijzing onterecht was, omdat er al bestaande structuren op het perceel aanwezig zijn en dat het eco-resort geen schade aan de natuur zou veroorzaken. De minister verklaarde echter dat de vestiging van een onderneming op deze locatie in strijd is met de wettelijke voorschriften en dat het algemeen belang zich verzet tegen de vergunningverlening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 juni 2022, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechter oordeelde dat de minister op goede gronden had besloten om de vergunning te weigeren, gezien de bescherming van het natuurgebied en de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister om de vergunning te weigeren in stand blijft. De rechter gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 7 september 2022
Lar nr. AUA202200951

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.DOS PLAYA INVESTMENTS & REAL ESTATE N.V.,
2.[appellante 2],
gevestigd, onderscheidenlijk wonend, in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Croes,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, COMMUNICATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 18 november 2021 heeft verweerder het verzoek van appellanten om verlening van een vergunning aan appellante sub 1 tot het vestigen en drijven van een zaak op een perceel eigendomsgrond te Fontein, en om verlening van een vergunning aan appellant sub 2 om als bestuurder van appellante sub 1 op te treden, afgewezen.
Bij beschikking van 17 maart 2022 heeft verweerder het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Daartegen hebben appellanten op 6 april 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 juni 2022, waar zijn verschenen appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde en M.M. Baarh (DEZHI).
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Vestigingsverordening bedrijven (Vvb) wordt onder een zaak in de zin van de landsverordening verstaan elke onderneming, waarin enig bedrijf, door wie ook, wordt uitgeoefend.
In het tweede lid is, voor zover van belang, bepaald dat naamloze vennootschappen steeds worden geacht een zaak in de zin van deze landsverordening te drijven.
Ingevolge artikel 2 is het verboden zonder een daartoe strekkende vergunning van de minister van Economische Zaken een zaak te vestigen en te drijven of te doen drijven.
Ingevolge artikel 5 kan de vergunning worden geweigerd in het algemeen belang en, in overeenstemming met de minister van Algemene Zaken, eveneens in het belang van de openbare orde en de publieke rust.
2. Voor de toepassing van de hem ingevolge artikel 5 van de Vvb toekomende bevoegdheden heeft verweerder beleid vastgesteld, in de Richtlijnen Vestiging van bedrijven Aruba (hierna: de Richtlijnen). Volgens de Richtlijnen dient in alle gevallen rekening te worden gehouden met een adequate vestigingsplaats.
3. Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat hij met ingang van 2017, destijds vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften (ROPV), het beleid voert dat bij beslissingen op verzoeken ingevolge de Vvb mede wordt betrokken de vestigingsplaats van de desbetreffende zaak. In dit geval is het perceel, waarop de vennootschap de zaak, een eco-resort, wenst te vestigen en te drijven, gelegen in een beschermd natuurgebied, ingevolge het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan 2019, het ROPV (2021) en andere natuurbeschermingsverordeningen. Onder deze omstandigheden verzet het algemeen belang zich tegen inwilliging van de door appellanten verzochte vergunningen ingevolge de Vvb. Voorts voldoet appellant sub 2 niet aan de overige in de Richtlijnen gestelde vereisten, aldus verweerder.
4. Appellanten betogen dat verweerder de verzochte vergunningen ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe voeren zij aan dat het vestigen en drijven van een eco-resort op het perceel niet in strijd is met het ROPV. Op het perceel staan al gebouwen dan wel structuren van gebouwen, en ingevolge artikel 10 van het ROPV kunnen bestaande situaties worden voortgezet, en kunnen bestaande bouwwerken, onder bepaalde voorwaarden, vernieuwd en herbouwd worden. Voorts zal het op te richten eco-resort geen schade aan de natuur veroorzaken, aldus appellanten.
4.1
Dit betoog faalt. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat met het oog op het algemeen belang geen vergunningen kunnen worden verleend voor het vestigen of drijven van een zaak, indien daarmee in strijd wordt gehandeld met andere wettelijke voorschriften. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat op gronden met de bestemming “Natuurgebied” de volgende functies zijn toegestaan: het behoud, herstel en de ontwikkeling van aanwezige natuurlijke, ecologische, archeologische, landschappelijke, cultuurhistorische en geologische waarden, en dat het niet is toegestaan op deze gronden te bouwen. Het oprichten en exploiteren van een eco-resort op het perceel is dan ook in strijd met het ROPV. Gelet hierop, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten tot weigering van de verzochte vergunning tot het vestigen en drijven van een eco-resort op het perceel met het oog op het algemeen belang.
5. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten het verzoek van appellanten om verlening van een vergunning tot het vestigen en drijven van een eco-resort op het perceel af te wijzen. Reeds om deze reden heeft verweerder op goede gronden besloten het verzoek van appellanten om verlening van een vergunning aan appellant sub 2 om als bestuurder van die zaak op te treden af te wijzen. Ook in zoverre faalt het betoog.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.