ECLI:NL:OGEAA:2022:325

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
AUA202000473
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldlening en betaling van verschuldigde bedragen

In deze civiele procedure, aangespannen door Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA), vorderde de eiseres betaling van een bedrag van Afl. 12.430,77 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 september 2017, alsook de proceskosten. De vordering was gebaseerd op een geldleningsovereenkomst die op 16 november 2012 was gesloten tussen IFA en de gedaagde. De gedaagde had in zijn conclusie van antwoord aangevoerd dat de verzoekschriften onbegrijpelijk waren en dat hij niet akkoord ging met de door IFA gehanteerde rente, maar dat hij de lening had afgesloten vanwege een noodsituatie. IFA weerlegde deze verweren in haar repliek, en de gedaagde kwam hier niet meer op terug in zijn dupliek, waardoor het gerecht aannam dat hij zijn verweren had prijsgegeven. Een nieuw verweer van de gedaagde over de hoogte van de rente werd als te laat beschouwd en buiten beschouwing gelaten.

Het gerecht oordeelde dat de gevorderde hoofdsom en de wettelijke rente toegewezen moesten worden. De gedaagde werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten en beslagkosten aan IFA, die op Afl. 3.603,-- werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. J.A. van Voorthuizen op 29 juni 2022, en het gerecht verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 29 juni 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202000473
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Island Finance Aruba N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna: IFA,
gemachtigde: mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonend te Aruba,
gedaagde,
hierna: [Gedaagde],
gemachtigde: mr. M.O. Lopez.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- verzoekschrift met producties, ingekomen op 11 februari 2020,
- akte vermindering van eis,
- conclusie van antwoord,
- conclusie van repliek,
- conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1.
IFA vordert na vermindering van haar eis -samengevat- dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van Afl. 12.430,77 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2017 tot de dag van betaling en de proceskosten, de beslagkosten daarin begrepen.
2.2.
IFA legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] tekort komt in de nakoming van de geldleningsovereenkomst die zij op 16 november 2012 met IFA heeft gesloten. De vermindering van eis van IFA is ingegeven door het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 21 april 2020 (ECLI:NL:OGHACMB:2020:84), waarin het onder meer heeft overwogen dat in het geval van kredietverlening aan consumenten met een vaste baan voor een looptijd van een jaar of langer waarbij geen of louter persoonlijke zekerheden (zoals borgtocht) zijn bedongen kan worden aangenomen dat een APR hoger dan 27% nietig is wegens strijd met de Arubaanse goede zeden en openbare orde.
2.3. [
Gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het verzoekschrift en de akte wijziging van eis onbegrijpelijk zijn, zij zich bij het aangaan van de geldleningsovereenkomst niet kon vinden in de door IFA toegepaste rente, maar dat zij akkoord is gegaan omdat het een noodsituatie betrof en dat het beslag niet beklijft. IFA heeft die verweren van [gedaagde] bij conclusie van repliek weerlegd. [Gedaagde] is daar vervolgens bij conclusie van dupliek niet meer op teruggekomen, zodat het gerecht er van uit gaat dat zij haar verweren heeft prijsgegeven. [Gedaagde] heeft bij die conclusie wel een nieuw verweer opgeworpen met betrekking tot de hoogte van de rente. Dat verweer is te laat gevoerd, nu IFA daar immers niet meer op heeft kunnen reageren. Het gerecht laat dat verweer van [gedaagde] daarom buiten beschouwing.
2.4.
De slotsom is dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente. Buitengerechtelijke incassokosten zijn door IFA niet gevorderd, zodat het gerecht daarover niet hoeft te beslissen.
2.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] de proceskosten en de beslagkosten van IFA moeten vergoeden.
DE UITSPRAAK
Het gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan IFA van een bedrag van Afl. 12.430,77, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2017 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, de beslagkosten daarin begrepen, aan de kant van IFA begroot op Afl. 3.603,-- waarvan Afl. 2.000,-- (2 punten, tarief 4) aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.