ECLI:NL:OGEAA:2022:338

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202202621
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen bevelschrift tot uitzetting

In deze zaak heeft de verzoeker, een Colombiaanse man geboren in 1999, bezwaar gemaakt tegen een bevelschrift tot uitzetting dat op 30 juli 2022 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was uitgevaardigd. De verzoeker was op 4 maart 2016 Aruba binnengekomen als toerist met een verblijfsduur van 30 dagen. Na het verstrijken van deze termijn heeft hij een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om als 'food and beverage inventory clerk' te werken. Op 19 augustus 2022 werd aan hem een meldplicht opgelegd, waarbij hij een reisticket moest tonen voor vrijwillig vertrek op 15 september 2022. Op 10 augustus 2022 heeft de verzoeker bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en op 11 augustus 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 september 2022, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J.C. Odor, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster.

De rechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak, de verzoeker kan verzoeken om schorsing van de bestreden beschikking indien de uitvoering daarvan onevenredig nadeel zou opleveren. De rechter heeft vastgesteld dat de verzoeker een reisticket heeft gekocht en van plan was om op 15 september 2022 Aruba te verlaten. Gezien deze omstandigheden werd geconcludeerd dat er geen sprake was van onevenredig nadeel voor de verzoeker bij het niet toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechter heeft daarom het verzoek afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 28 september 2022, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 28 september 2022
Lar nr. AUA202202621

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 30 juli 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en aan hem een terugkeerverbod opgelegd van 84 maanden.
Hiertegen heeft verzoeker op 10 augustus 2022 bezwaar gemaakt.
Op 11 augustus 2022 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 13 september 2022 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 14 september 2022. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
3.1
Verzoeker, geboren te Colombia op [geboortedatum] 1999 en van Colombiaanse nationaliteit, is Aruba op 4 maart 2016 als toerist binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen.
3.2
Bij bevelschrift van 30 juli 2022 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
3.3
Op 2 augustus 2022 heeft verzoeker een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om als “food and beverage inventory clerk” werkzaam te zijn.
3.4
Op 19 augustus 2022 heeft verweerder aan verzoeker een meldplicht opgelegd. In de meldplicht staat onder meer vermeld:
“(…)
5. Deze meldplicht wordt aan u gegeven in afwachting tot een uitspraak op d.d. 14 september 2022 en omdat u een reisticket heeft aangetoond tot vrijwillig vertrek op woensdag 15 september 2022 naar land van herkomst;
(…)”
Beoordeling
4.1
Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.2
Het verzoek strekt ertoe dat verzoeker de beslissing op het tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar in Aruba mag afwachten. Het gerecht stelt vast dat verzoeker, in het kader van de oplegging van een meldplicht, een reisticket voor vertrek uit Aruba heeft gekocht. Tevens heeft verzoeker in dat kader aan verweerder te kennen gegeven dat hij met dat ticket op 15 september 2022 vrijwillig van Aruba zal vertrekken. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien welk onevenredig nadeel verzoeker zal leiden bij het niet toewijzen van voormeld verzoek.
5. Het verzoek wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.